Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. aanspannen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanspannen (Niederländisch) ins Englisch

aanspannen:

aanspannen Verb (span aan, spant aan, spande aan, spanden aan, aangespannen)

  1. aanspannen (inspannen)
    to tighten; take legal proceedings; to rig; hitch to

Konjugationen für aanspannen:

o.t.t.
  1. span aan
  2. spant aan
  3. spant aan
  4. spannen aan
  5. spannen aan
  6. spannen aan
o.v.t.
  1. spande aan
  2. spande aan
  3. spande aan
  4. spanden aan
  5. spanden aan
  6. spanden aan
v.t.t.
  1. heb aangespannen
  2. hebt aangespannen
  3. heeft aangespannen
  4. hebben aangespannen
  5. hebben aangespannen
  6. hebben aangespannen
v.v.t.
  1. had aangespannen
  2. had aangespannen
  3. had aangespannen
  4. hadden aangespannen
  5. hadden aangespannen
  6. hadden aangespannen
o.t.t.t.
  1. zal aanspannen
  2. zult aanspannen
  3. zal aanspannen
  4. zullen aanspannen
  5. zullen aanspannen
  6. zullen aanspannen
o.v.t.t.
  1. zou aanspannen
  2. zou aanspannen
  3. zou aanspannen
  4. zouden aanspannen
  5. zouden aanspannen
  6. zouden aanspannen
diversen
  1. span aan!
  2. spant aan!
  3. aangespannen
  4. aanspannende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanspannen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rig tuigage; zeilwerk
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hitch to aanspannen; inspannen
rig aanspannen; inspannen v. takelwerk voorzien
take legal proceedings aanspannen; inspannen
tighten aanspannen; inspannen aanhalen; dichtschroeven; opspannen; schroeven; spannen; strak maken; vastschroeven; verscherpen

Wiktionary Übersetzungen für aanspannen:

aanspannen
verb
  1. to tighten the strings
  2. pull tight