Niederländisch

Detailübersetzungen für weken (Niederländisch) ins Englisch

weken:

weken [het ~] Nomen

  1. het weken (inweken)
    the soaking; the softening

weken Verb (week, weekt, weekte, weekten, geweekt)

  1. weken (week maken; ontharden; verweken; zachtmaken; in de week zetten)
    – in water zetten om week te laten worden of om vuil los te maken 1
    to soak; to leave to soak
    • soak Verb (soaks, soaked, soaking)
    • leave to soak Verb (leaves to soak, left to soak, leaving to soak)

Konjugationen für weken:

o.t.t.
  1. week
  2. weekt
  3. weekt
  4. weken
  5. weken
  6. weken
o.v.t.
  1. weekte
  2. weekte
  3. weekte
  4. weekten
  5. weekten
  6. weekten
v.t.t.
  1. heb geweekt
  2. hebt geweekt
  3. heeft geweekt
  4. hebben geweekt
  5. hebben geweekt
  6. hebben geweekt
v.v.t.
  1. had geweekt
  2. had geweekt
  3. had geweekt
  4. hadden geweekt
  5. hadden geweekt
  6. hadden geweekt
o.t.t.t.
  1. zal weken
  2. zult weken
  3. zal weken
  4. zullen weken
  5. zullen weken
  6. zullen weken
o.v.t.t.
  1. zou weken
  2. zou weken
  3. zou weken
  4. zouden weken
  5. zouden weken
  6. zouden weken
diversen
  1. week!
  2. weekt!
  3. geweekt
  4. wekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für weken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
soak dronkaard; dronkelap; dronkeman; zatlap
soaking inweken; weken
softening inweken; weken matiging; mindering; moderatie; tempering; verweking
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
leave to soak in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
soak in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken afweken; doortrekken met vloeistof; doorweken; drenken; inweken
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
softening verzachtend

Verwandte Wörter für "weken":


Verwandte Definitionen für "weken":

  1. in water zetten om week te laten worden of om vuil los te maken1
    • deze spijkerbroeken moet ik eerst weken met Biotex1

Wiktionary Übersetzungen für weken:

weken
noun
  1. door langdurig in een vloeistof te leggen zacht, plooibaar of beter wasbaar maken
weken
verb
  1. to soak an item in liquid

wijken:

wijken Verb (wijk, wijkt, week, weken, geweken)

  1. wijken
    to budge; to make way for; to lose ground
    • budge Verb (budges, budged, budging)
    • make way for Verb (makes way for, made way for, making way for)
    • lose ground Verb (loses ground, lost ground, losing ground)

Konjugationen für wijken:

o.t.t.
  1. wijk
  2. wijkt
  3. wijkt
  4. wijken
  5. wijken
  6. wijken
o.v.t.
  1. week
  2. week
  3. week
  4. weken
  5. weken
  6. weken
v.t.t.
  1. ben geweken
  2. bent geweken
  3. is geweken
  4. zijn geweken
  5. zijn geweken
  6. zijn geweken
v.v.t.
  1. was geweken
  2. was geweken
  3. was geweken
  4. waren geweken
  5. waren geweken
  6. waren geweken
o.t.t.t.
  1. zal wijken
  2. zult wijken
  3. zal wijken
  4. zullen wijken
  5. zullen wijken
  6. zullen wijken
o.v.t.t.
  1. zou wijken
  2. zou wijken
  3. zou wijken
  4. zouden wijken
  5. zouden wijken
  6. zouden wijken
diversen
  1. wijk!
  2. wijkt!
  3. geweken
  4. wijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für wijken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
budge wijken agiteren; beroeren; bewegen; in beroering brengen; in beweging brengen; oppoken; opstoken
lose ground wijken achteropraken; terugvallen
make way for wijken

Verwandte Wörter für "wijken":


Wiktionary Übersetzungen für wijken:


Cross Translation:
FromToVia
wijken open up; let oneself go; give up; renounce; resign; forgo; abandon; desert; forsake; leave; quit; cede; yield; give way; grant; accommodate; assign abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
wijken abdicate; submit; drop; cede; yield; give way; grant; accommodate; assign; resign abdiquerrenoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions.
wijken cease; stop; end; quit; abate; finish; terminate; conclude cesser — Discontinuer, arrêter, finir, interrompre, terminer.
wijken yield; cede; give way; grant; accommodate; assign céder — Laisser, abandonner une chose à quelqu’un.
wijken back up; pull back; push back; set back; delay; recoil; go backward; fall back; resist; flinch; step back; recede; regress; retrogress; postpone; adjourn; defer; procrastinate; shelve; put off; cede; yield; give way; grant; accommodate; assign reculertirer ou pousser un objet en arrière.

Verwandte Übersetzungen für weken