Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. werkonderbreken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für werkonderbreken (Niederländisch) ins Deutsch

werkonderbreken:

werkonderbreken Verb (onderbreek werk, onderbreekt werk, onderbrak werk, onderbraken werk, werk onderbroken)

  1. werkonderbreken (het werk neerleggen als protest; staken)
    einstellen; streiken; aufhören; unterbrechen; indenAusstandtreten
    • einstellen Verb (r, stellst ein, stellt ein, stellte ein, stelltet ein, eingestellt)
    • streiken Verb (streike, streikst, streikt, streikte, streiktet, gestreikt)
    • aufhören Verb (höre auf, hörst auf, hört auf, hörte auf, hörtet auf, aufgehört)
    • unterbrechen Verb (unterbreche, unterbrichst, unterbricht, unterbrach, unterbracht, unterbrochen)

Konjugationen für werkonderbreken:

o.t.t.
  1. onderbreek werk
  2. onderbreekt werk
  3. onderbreekt werk
  4. onderbreken werk
  5. onderbreken werk
  6. onderbreken werk
o.v.t.
  1. onderbrak werk
  2. onderbrak werk
  3. onderbrak werk
  4. onderbraken werk
  5. onderbraken werk
  6. onderbraken werk
v.t.t.
  1. heb werk onderbroken
  2. hebt werk onderbroken
  3. heeft werk onderbroken
  4. hebben werk onderbroken
  5. hebben werk onderbroken
  6. hebben werk onderbroken
v.v.t.
  1. had werk onderbroken
  2. had werk onderbroken
  3. had werk onderbroken
  4. hadden werk onderbroken
  5. hadden werk onderbroken
  6. hadden werk onderbroken
o.t.t.t.
  1. zal werkonderbreken
  2. zult werkonderbreken
  3. zal werkonderbreken
  4. zullen werkonderbreken
  5. zullen werkonderbreken
  6. zullen werkonderbreken
o.v.t.t.
  1. zou werkonderbreken
  2. zou werkonderbreken
  3. zou werkonderbreken
  4. zouden werkonderbreken
  5. zouden werkonderbreken
  6. zouden werkonderbreken
diversen
  1. onderbreek werk!
  2. onderbreekt werk!
  3. werk onderbroken
  4. werkonderbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für werkonderbreken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aufhören het werk neerleggen als protest; staken; werkonderbreken aankomen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; finishen; halt houden; ophouden; remmen; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen
einstellen het werk neerleggen als protest; staken; werkonderbreken aannemen; aanstellen; aantrekken; afbestellen; afgelasten; afstellen; afstemmen; afzeggen; annuleren; benoemen; bewaren; deponeren; detacheren; halt houden; in dienst nemen; inhuren; installeren; instellen; intrekken; leggen; neerleggen; neerzetten; nietig verklaren; onderuit halen; opzij leggen; plaatsen; stationeren; stoppen; tewerkstellen; uitzenden; wegzetten; zetten
indenAusstandtreten het werk neerleggen als protest; staken; werkonderbreken
streiken het werk neerleggen als protest; staken; werkonderbreken in staking gaan; in staking zijn; staken
unterbrechen het werk neerleggen als protest; staken; werkonderbreken afbreken; belemmeren; beletten; bemiddelen; beëindigen; detacheren; doen ophouden; forceren; in de rede vallen; in staking gaan; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; loskrijgen; losmaken; loswerken; onderbreken; ontbinden; opheffen; scheiden; staken; stukmaken; tussenbeide komen; tussenkomen; verbreken; verbrijzelen; verhinderen