Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. verlammen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verlamt (Niederländisch) ins Deutsch

verlammen:

verlammen Verb (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)

  1. verlammen (ontwrichten; krachteloos maken)
    entkräften
    • entkräften Verb (entkräfte, entkräftst, entkräftt, entkräftte, entkräfttet, entkräftet)
  2. verlammen
    lähmen
    • lähmen Verb (lähme, lähmst, lähmt, lähmte, lähmtet, gelähmt)
  3. verlammen (lamleggen)
    lähmen; lahmlegen
    • lähmen Verb (lähme, lähmst, lähmt, lähmte, lähmtet, gelähmt)
    • lahmlegen Verb (lege lahm, legst lahm, legt lahm, legte lahm, legtet lahm, lahmgelegt)

Konjugationen für verlammen:

o.t.t.
  1. verlam
  2. verlamt
  3. verlamt
  4. verlammen
  5. verlammen
  6. verlammen
o.v.t.
  1. verlamde
  2. verlamde
  3. verlamde
  4. verlamden
  5. verlamden
  6. verlamden
v.t.t.
  1. heb verlamd
  2. hebt verlamd
  3. heeft verlamd
  4. hebben verlamd
  5. hebben verlamd
  6. hebben verlamd
v.v.t.
  1. had verlamd
  2. had verlamd
  3. had verlamd
  4. hadden verlamd
  5. hadden verlamd
  6. hadden verlamd
o.t.t.t.
  1. zal verlammen
  2. zult verlammen
  3. zal verlammen
  4. zullen verlammen
  5. zullen verlammen
  6. zullen verlammen
o.v.t.t.
  1. zou verlammen
  2. zou verlammen
  3. zou verlammen
  4. zouden verlammen
  5. zouden verlammen
  6. zouden verlammen
diversen
  1. verlam!
  2. verlamt!
  3. verlamd
  4. verlammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verlammen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
entkräften krachteloos maken; ontwrichten; verlammen afmatten; krachteloos maken; machteloos maken; moe maken; ontkrachten; ontzenuwen; slopen; uitputten; vermoeien; weerleggen
lahmlegen lamleggen; verlammen
lähmen lamleggen; verlammen

Wiktionary Übersetzungen für verlammen:

verlammen
verb
  1. van het vermogen zich te bewegen beroven

Cross Translation:
FromToVia
verlammen Krüppel; verstümmeln estropierpriver de l’usage d’un membre, soit par une blessure, soit par quelque coup, soit par une maladie. cf|estropié
verlammen lähmen; lahm legen; paralysieren paralyserfrapper de paralysie.

Computerübersetzung von Drittern: