Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. verknochtheid:
  2. verknocht:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verknochtheid (Niederländisch) ins Deutsch

verknochtheid:

verknochtheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de verknochtheid (affectie; gehechtheid; aanhankelijkheid)
    die Anhänglichkeit; die Hingebung; die Treue

Übersetzung Matrix für verknochtheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Anhänglichkeit aanhankelijkheid; affectie; gehechtheid; verknochtheid
Hingebung aanhankelijkheid; affectie; gehechtheid; verknochtheid devotie; drift; genegenheid; genoegen; genot; ijver; inzet; lust; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; wellust; zorgzaamheid
Treue aanhankelijkheid; affectie; gehechtheid; verknochtheid devotie; genegenheid; getrouwheid; ijver; inzet; loyaliteit; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; trouwhartigheid; zorgzaamheid

Verwandte Wörter für "verknochtheid":


verknocht:

verknocht Adjektiv

  1. verknocht (gehecht)

Übersetzung Matrix für verknocht:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
an etwas hängend gehecht; verknocht
etwas zugetan sein gehecht; verknocht

Verwandte Wörter für "verknocht":