Niederländisch

Detailübersetzungen für toekennen (Niederländisch) ins Deutsch

toekennen:

toekennen Verb (ken toe, kent toe, kende toe, kenden toe, toegekend)

  1. toekennen (toebedelen; toewijzen; gunnen; iets toekennen)
    zuweisen; zuteilen; zuerkennen; gönnen; zugestehen; überreichen
    • zuweisen Verb (weise zu, weist zu, wies zu, wiest zu, zugewiesen)
    • zuteilen Verb (teile zu, teilst zu, teilt zu, teilte zu, teiltet zu, zugeteilt)
    • zuerkennen Verb (erkenne zu, erkennst zu, erkennt zu, erkannte zu, erkanntet zu, zuerkannt)
    • gönnen Verb (gönne, gönnst, gönnt, gönnte, gönntet, gegönnt)
    • zugestehen Verb (gestehee zu, gestehest zu, gestehet zu, gestehete zu, gestehetet zu, zugesteht)
    • überreichen Verb (überreiche, überreichst, überreicht, überreichte, überreichtet, überreicht)
  2. toekennen (vergunnen; verlenen)
    gewähren; erlauben; bewilligen; zugestehen; gestatten; zuerkennen; genehmigen
    • gewähren Verb (gewähre, gewährst, gewährt, gewährte, gewährtet, gewährt)
    • erlauben Verb (erlaube, erlaubst, erlaubt, erlaubte, erlaubtet, erlaubt)
    • bewilligen Verb (bewillige, bewilligst, bewilligt, bewilligte, bewilligtet, bewilligt)
    • zugestehen Verb (gestehee zu, gestehest zu, gestehet zu, gestehete zu, gestehetet zu, zugesteht)
    • gestatten Verb (gestatte, gestattest, gestattet, gestattete, gestattetet, gestattet)
    • zuerkennen Verb (erkenne zu, erkennst zu, erkennt zu, erkannte zu, erkanntet zu, zuerkannt)
    • genehmigen Verb (genehmige, genehmigst, genehmigt, genehmigte, genehmigtet, genehmigt)

Konjugationen für toekennen:

o.t.t.
  1. ken toe
  2. kent toe
  3. kent toe
  4. kennen toe
  5. kennen toe
  6. kennen toe
o.v.t.
  1. kende toe
  2. kende toe
  3. kende toe
  4. kenden toe
  5. kenden toe
  6. kenden toe
v.t.t.
  1. heb toegekend
  2. hebt toegekend
  3. heeft toegekend
  4. hebben toegekend
  5. hebben toegekend
  6. hebben toegekend
v.v.t.
  1. had toegekend
  2. had toegekend
  3. had toegekend
  4. hadden toegekend
  5. hadden toegekend
  6. hadden toegekend
o.t.t.t.
  1. zal toekennen
  2. zult toekennen
  3. zal toekennen
  4. zullen toekennen
  5. zullen toekennen
  6. zullen toekennen
o.v.t.t.
  1. zou toekennen
  2. zou toekennen
  3. zou toekennen
  4. zouden toekennen
  5. zouden toekennen
  6. zouden toekennen
en verder
  1. ben toegekend
  2. bent toegekend
  3. is toegekend
  4. zijn toegekend
  5. zijn toegekend
  6. zijn toegekend
diversen
  1. ken toe!
  2. kent toe!
  3. toegekend
  4. toekennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für toekennen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bewilligen toekennen; vergunnen; verlenen autoriseren; binnen laten; dulden; duren; fiatteren; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen
erlauben toekennen; vergunnen; verlenen autoriseren; binnen laten; dulden; duren; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen; veroorloven
genehmigen toekennen; vergunnen; verlenen autoriseren; billijken; binnen laten; dulden; duren; fiatteren; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen
gestatten toekennen; vergunnen; verlenen autoriseren; binnen laten; dulden; duren; fiatteren; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; veroorloven
gewähren toekennen; vergunnen; verlenen binnen laten; distribueren; dulden; duren; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; ronddelen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; uitreiken; verdelen; vergunnen
gönnen gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen gunnen; gunst verlenen; laten; permitteren; toelaten
zuerkennen gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen; vergunnen; verlenen binnen laten; gunnen; gunst verlenen; toegeven; toelaten; zich over geven
zugestehen gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen; vergunnen; verlenen als waar erkennen; autoriseren; binnen laten; erkennen; goed vinden; toegeven; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; zich over geven
zuteilen gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen bedelen; begiftigen; beschenken; distribueren; indelen bij; rantsoeneren; ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
zuweisen gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen goed vinden; toestaan; toestemmen; toewijzen
überreichen gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen aangeven; aanreiken; afgeven; distribueren; doorgeven; geven; inleveren; overhandigen; reiken; ronddelen; uitreiken; verdelen; verder reiken

Wiktionary Übersetzungen für toekennen:


Cross Translation:
FromToVia
toekennen schenken bestow — present a thing as a gift or honour
toekennen lizenzieren license — act of giving a formal authorization
toekennen lizenzieren license — authorize officially
toekennen geben; schenken; angeben; herreichen; verbringen; zubringen; ausgehen; ausrücken; hinausgehen; erteilen; verabreichen; hervorbringen; erzeugen; tragen; spenden; machen; übergeben; überantworten; anvertrauen; gewähren; gestatten donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.
toekennen erkennen reconnaitre — Se remettre dans l'esprit l'idée etc., quand on vient à le revoir ou à l'entendre. (Sens général)

Verwandte Übersetzungen für toekennen