Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. toegewijdheid:


Niederländisch

Detailübersetzungen für toegewijdheid (Niederländisch) ins Deutsch

toegewijdheid:

toegewijdheid [znw.] Nomen

  1. toegewijdheid (toewijding; devotie; overgave; )
    der Einsatz; die Ergebenheit; die Hingabe; die Widmung; die Übergabe; die Treue; die Hingebung

Übersetzung Matrix für toegewijdheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Einsatz devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid bijdrage; bouwterrein; bouwwerk; contributie; gebied; gebouw; inzet; inzetstuk; kavel; lidmaatschapsgeld; pand; perceel; pot; poule; speelgeld; terrein
Ergebenheit devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid
Hingabe devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid genoegen; genot; jool; leut; lust; offer; opoffering; plezier; pret
Hingebung devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid aanhankelijkheid; affectie; drift; gehechtheid; genoegen; genot; lust; verknochtheid; wellust
Treue devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid aanhankelijkheid; affectie; gehechtheid; getrouwheid; loyaliteit; trouw; trouwhartigheid; verknochtheid
Widmung devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid
Übergabe devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid capitulatie; cessie; doorgifte; handoff; overdracht; overgave