Niederländisch

Detailübersetzungen für tenger (Niederländisch) ins Deutsch

tenger:

tenger Adjektiv

  1. tenger (teer; delicaat; kwetsbaar; )
    zärtlich; empfindlich; fein; delikat; liebend; empfindsam; heikel; sanft; sanftmütig; schwächlich; zart; hilflos
  2. tenger (spichtig; mager; sprieterig)
    dünn; spindeldürr; schlank; hager
  3. tenger (lichtgebouwd)
    zart; schlank; zerbrechlich; rank; grazil; scmächtig
  4. tenger (fijngebouwd; slank; dun; fijn; rank)
    schlank; dünn; schmächtig; leichtgebaut; fein; zart; zierlich; zerbrechlich; rank; grazil; zierlich gebaut

Übersetzung Matrix für tenger:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
delikat breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak delicaat; fijn van smaak; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
dünn dun; fijn; fijngebouwd; mager; rank; slank; spichtig; sprieterig; tenger armzalig; dun; fijn; geen vet op de botten hebbende; iel; ijl; karig; krukkig; mager; onbeholpen; onhandig; pover; schamel; schraal; schriel; schutterig; slap; slungelig; stumperig; stuntelig; subtiel; sukkelig; van geringe dichtheid; waterachtig; waterig
empfindlich breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak aangebrand; angstig voor pijn; armzalig; berooid; breekbaar; broos; fragiel; gammel; gevoelig; humeurig; karig; kies; kleinzerig; korzelig; krakkemikkig; kwetsbaar; lichtgeraakt; mager; met veel tact; nijpend; pover; schamel; schraal; sensitief; slap; smartelijk; tactvol; teer; teergevoelig; teerhartig; vatbaar; wankel; weekhartig; zwak
empfindsam breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak gammel; gevoelig; krakkemikkig; teergevoelig; vatbaar; wankel; zwak
fein breekbaar; broos; delicaat; dun; fijn; fijngebouwd; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; rank; slank; teder; teer; tenger; zwak aangenaam; aardig; armzalig; behaaglijk; bijzonder aangenaam; chic; cru; decoratief; dun; eerlijk; elegant; esthetisch; fijn; gammel; geraffineerd; gracieus; ijl; karig; krakkemikkig; leuk; lief; mager; modieuze verfijning; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openlijk; oprecht; plezant; plezierig; pover; prettig; rechtschapen; rechttoe rechtaan; schamel; schraal; sierlijk; slank en smal; slap; smaakvol; stijlvol; subtiel; sympathiek; van geringe dichtheid; verfijnd; wankel; zwak
grazil dun; fijn; fijngebouwd; lichtgebouwd; rank; slank; tenger aanvallig; bevallig; chic; elegant; esthetisch; geraffineerd; gracieus; modieuze verfijning; sierlijk; smaakvol; stijlvol; verfijnd
hager mager; spichtig; sprieterig; tenger armzalig; benig; berooid; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; ijl; karig; lang en dun; mager; piekerig; pover; schamel; schraal; schriel; spichtig; spinachtig; sprietig; van geringe dichtheid
heikel breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; risicovol; riskant
hilflos breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; fragiel; gebrekkig; hulpeloos; karig; knullig; krukkig; kwetsbaar; mager; onbeholpen; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; wee; weerloos; ziekelijk; zwak
leichtgebaut dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger
liebend breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak liefhebbend
rank dun; fijn; fijngebouwd; lichtgebouwd; rank; slank; tenger dun van gestalte; los; mager; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend
sanft breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak bedaard; clement; gelijkmoedig; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; in een handomdraai; kalm; kalmpjes; mak; mild; moeiteloos; onbewogen; rustig; sereen; vanzelf; vlinderachtig; welwillend; zacht; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig; zonder moeite
sanftmütig breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; clement; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; hulpvaardig; mak; mild; plezierig; voorkomend; vriendelijk; welwillend; zacht; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
schlank dun; fijn; fijngebouwd; lichtgebouwd; mager; rank; slank; spichtig; sprieterig; tenger dun van gestalte; los; mager; onvast; rank; rijzig; wankel; wankelbaar; wankelend
schmächtig dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger armzalig; berooid; broodmager; dun; dun van gestalte; geen vet op de botten hebbende; iel; ijl; karig; lang en dun; los; mager; onvast; piekerig; pover; rank; schamel; schraal; schriel; spichtig; spinachtig; sprietig; uitgemergeld; uitgeteerd; van geringe dichtheid; wankel; wankelbaar; wankelend
schwächlich breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; debiel; dement; fragiel; gammel; idioot; imbeciel; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; mager; matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; onbeholpen; onhandig; pips; ploertig; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; wankel; wee; ziekelijk; zwak; zwakjes; zwakzinnig
scmächtig lichtgebouwd; tenger
spindeldürr mager; spichtig; sprieterig; tenger benig; broodmager; graatachtig; graatmager; lang en dun; mager; piekerig; spichtig; spinachtig; sprietig; totaal vermagerd; uitgemergeld; uitgeteerd
zart breekbaar; broos; delicaat; dun; fijn; fijngebouwd; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; lichtgebouwd; rank; slank; teder; teer; tenger; zwak breekbaar; broos; fijn; fragiel; gammel; kies; krakkemikkig; kwetsbaar; mals; met veel tact; pril; slap; subtiel; tactvol; teer; vroeg; wankel; zwak
zerbrechlich dun; fijn; fijngebouwd; lichtgebouwd; rank; slank; tenger armzalig; breekbaar; broos; fragiel; gammel; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; mager; pover; schamel; schraal; slap; teer; wankel; zwak
zierlich dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; elegant; fraai; goed ogend; gracieus; knap; lieflijk; mooi; prettig; sierlijk; uitlokkend; uitnodigend; verlokkend; verzoekend; welgevallig
zierlich gebaut dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger
zärtlich breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak diep; innig; intens

Verwandte Wörter für "tenger":

  • tengerheid, tengere

Wiktionary Übersetzungen für tenger:


Cross Translation:
FromToVia
tenger schlank; dürr; mager lean — being slim and muscular