Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. reglementeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für reglementeren (Niederländisch) ins Deutsch

reglementeren:

reglementeren Verb (reglementeer, reglementeert, reglementeerde, reglementeerden, gereglementeerd)

  1. reglementeren
    reglementieren; einrichten; regeln; einteilen; einordnen; regulieren
    • reglementieren Verb (reglementiere, reglementierst, reglementiert, reglementierte, reglementiertet, reglementiert)
    • einrichten Verb (richte ein, richtest ein, richtet ein, richtete ein, richtetet ein, eingerichtet)
    • regeln Verb (regele, regelst, regelt, regelte, regeltet, geregelt)
    • einteilen Verb (teile ein, teilst ein, teilt ein, teilte ein, teiltet ein, eingeteilt)
    • einordnen Verb (ordne ein, ordnest ein, ordnet ein, ordnete ein, ordnetet ein, eingeordnet)
    • regulieren Verb (reguliere, regulierst, reguliert, regulierte, reguliertet, reguliert)

Konjugationen für reglementeren:

o.t.t.
  1. reglementeer
  2. reglementeert
  3. reglementeert
  4. reglementeren
  5. reglementeren
  6. reglementeren
o.v.t.
  1. reglementeerde
  2. reglementeerde
  3. reglementeerde
  4. reglementeerden
  5. reglementeerden
  6. reglementeerden
v.t.t.
  1. heb gereglementeerd
  2. hebt gereglementeerd
  3. heeft gereglementeerd
  4. hebben gereglementeerd
  5. hebben gereglementeerd
  6. hebben gereglementeerd
v.v.t.
  1. had gereglementeerd
  2. had gereglementeerd
  3. had gereglementeerd
  4. hadden gereglementeerd
  5. hadden gereglementeerd
  6. hadden gereglementeerd
o.t.t.t.
  1. zal reglementeren
  2. zult reglementeren
  3. zal reglementeren
  4. zullen reglementeren
  5. zullen reglementeren
  6. zullen reglementeren
o.v.t.t.
  1. zou reglementeren
  2. zou reglementeren
  3. zou reglementeren
  4. zouden reglementeren
  5. zouden reglementeren
  6. zouden reglementeren
en verder
  1. is gereglementeerd
  2. zijn gereglementeerd
diversen
  1. reglementeer!
  2. reglementeert!
  3. gereglementeerd
  4. reglementerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für reglementeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
einordnen reglementeren bijzetten; deponeren; inpassen; invoegen; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; overgaan op nieuwe rijbaan; passen in; plaatsen; rangordenen; rangschikken; situeren; stationeren; voorsorteren; zetten; zich afspelen; zich voegen
einrichten reglementeren aanbrengen; aanleggen; arrangeren; iets op touw zetten; inrichten; installeren; meubileren; monteren en aansluiten; plaatsen; regelen
einteilen reglementeren arrangeren; classificeren; groeperen; iets regelen; indelen; neerleggen; onderuit halen; ordenen; rangordenen; rangschikken; systematiseren
regeln reglementeren afspreken; arrangeren; bedisselen; iets op touw zetten; iets regelen; regelen; regulariseren; schikken
reglementieren reglementeren
regulieren reglementeren afspreken; arrangeren; bedisselen; gelijk trekken; normaliseren; regelen; regulariseren; reguleren; standaardiseren

Wiktionary Übersetzungen für reglementeren:


Cross Translation:
FromToVia
reglementeren stimmen; einstellen; berichtigen; führen; leiten; lenken réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.