Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. overpakken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für overpakken (Niederländisch) ins Deutsch

overpakken:

overpakken Verb (overpak, overpakt, overpakte, overpakten, overpakt)

  1. overpakken
    umpacken
    • umpacken Verb (packe um, packst um, packt um, packte um, packtet um, umgepackt)

Konjugationen für overpakken:

o.t.t.
  1. overpak
  2. overpakt
  3. overpakt
  4. overpakken
  5. overpakken
  6. overpakken
o.v.t.
  1. overpakte
  2. overpakte
  3. overpakte
  4. overpakten
  5. overpakten
  6. overpakten
v.t.t.
  1. heb overpakt
  2. hebt overpakt
  3. heeft overpakt
  4. hebben overpakt
  5. hebben overpakt
  6. hebben overpakt
v.v.t.
  1. had overpakt
  2. had overpakt
  3. had overpakt
  4. hadden overpakt
  5. hadden overpakt
  6. hadden overpakt
o.t.t.t.
  1. zal overpakken
  2. zult overpakken
  3. zal overpakken
  4. zullen overpakken
  5. zullen overpakken
  6. zullen overpakken
o.v.t.t.
  1. zou overpakken
  2. zou overpakken
  3. zou overpakken
  4. zouden overpakken
  5. zouden overpakken
  6. zouden overpakken
diversen
  1. overpak!
  2. overpakt!
  3. overpakt
  4. overpakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für overpakken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
umpacken overpakken