Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. mousseren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für mousseren (Niederländisch) ins Deutsch

mousseren:

mousseren Verb (mousseer, mousseert, mousseerde, mousseerden, gemousseerd)

  1. mousseren (sprankelen; opbruisen; tintelen)
    perlen; prickeln; schäumen
    • perlen Verb (perle, perlst, perlt, perlte, perltet, geperlt)
    • prickeln Verb (prickele, prickelst, prickelt, prickelte, prickeltet, geprickelt)
    • schäumen Verb (schäume, schäumst, schäumt, schäumte, schäumtet, geschäumt)

Konjugationen für mousseren:

o.t.t.
  1. mousseer
  2. mousseert
  3. mousseert
  4. mousseren
  5. mousseren
  6. mousseren
o.v.t.
  1. mousseerde
  2. mousseerde
  3. mousseerde
  4. mousseerden
  5. mousseerden
  6. mousseerden
v.t.t.
  1. heb gemousseerd
  2. hebt gemousseerd
  3. heeft gemousseerd
  4. hebben gemousseerd
  5. hebben gemousseerd
  6. hebben gemousseerd
v.v.t.
  1. had gemousseerd
  2. had gemousseerd
  3. had gemousseerd
  4. hadden gemousseerd
  5. hadden gemousseerd
  6. hadden gemousseerd
o.t.t.t.
  1. zal mousseren
  2. zult mousseren
  3. zal mousseren
  4. zullen mousseren
  5. zullen mousseren
  6. zullen mousseren
o.v.t.t.
  1. zou mousseren
  2. zou mousseren
  3. zou mousseren
  4. zouden mousseren
  5. zouden mousseren
  6. zouden mousseren
diversen
  1. mousseer!
  2. mousseert!
  3. gemousseerd
  4. mousserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für mousseren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
perlen mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen
prickeln mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen ergeren; irriteren; kralen; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; parelen; prikkelen; stimuleren; vervelen
schäumen mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen briesen van woede; schuim vormen; schuimbekken; schuimen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
perlen paarlen; parelen