Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. monteren en aansluiten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für monteren en aansluiten (Niederländisch) ins Deutsch

monteren en aansluiten:

monteren en aansluiten Verb

  1. monteren en aansluiten (installeren; aanleggen; plaatsen; aanbrengen)
    installieren; anlegen; einrichten; bauen
    • installieren Verb (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
    • anlegen Verb (lege an, legst an, legt an, legte an, legtet an, angelegt)
    • einrichten Verb (richte ein, richtest ein, richtet ein, richtete ein, richtetet ein, eingerichtet)
    • bauen Verb (baue, baust, baut, baute, bautet, gebaut)

Übersetzung Matrix für monteren en aansluiten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anlegen aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen aan een touw vastleggen; aan land gaan; aan wal gaan; aandoen; aankleden; aanleggen; aanmeren; aantrekken; afmeren; beleggen; bevestigen; debarkeren; investeren; landen; meren; neerkomen; ontschepen; op de grond komen; terechtkomen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastzetten; verbinden; verzekeren
bauen aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen aanbouwen; arrangeren; bijbouwen; bouwen; construeren; iets op touw zetten; inrichten; installeren; metselen; opbouwen; regelen; uitbouwen
einrichten aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen arrangeren; iets op touw zetten; inrichten; installeren; meubileren; regelen; reglementeren
installieren aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen afstemmen; deponeren; inrichten; installeren; instellen; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; plaatsen; posten; posteren; situeren; stationeren; zetten; zich afspelen

Verwandte Übersetzungen für monteren en aansluiten