Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. machtig:
  2. machtigen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für machtig (Niederländisch) ins Deutsch

machtig:

machtig Adjektiv

  1. machtig (moeilijk verteerbaar; zwaar; slecht verteerbaar)
    schwer; schwerverdaulich; fett

Übersetzung Matrix für machtig:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fett machtig; moeilijk verteerbaar; slecht verteerbaar; zwaar banaal; corpulent; dik; geducht; gezet; grof; in hoge mate; laag-bij-de-grond; lijvig; lomp; moddervet; morsig; omvangrijk; plat; platvloers; ranzig; schunnig; slonzig; slordig; smerig; triviaal; vet; vettig; vies; viezig; voddig; volumineus; vuil; vunzig; zwaar van lijf; zwaarlijvig
schwer groots; grootschalig; reuze
- enorm
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
schwer machtig; moeilijk verteerbaar; slecht verteerbaar; zwaar aanmerkelijk; aanzienlijk; afgezaagd; agressief; beduidend; behoorlijk; beklemmend; delicaat; dikwijls; ellendig; enorm; flink; fors; frequent; geducht; gewelddadig; grof; grofgebouwd; hachelijk; hinderlijk; in hoge mate; knellend; kritiek; langdraadig; langwijlig; lastig; lomp; massief; meermaals; melig; menigmaal; met een groot gewicht; naar; netelig; niet hol; nijpend; onaangenaam; ongelegen; onplezierig; onverkwikkelijk; penibel; precair; regelmatig; rot; ruw; saai; smartelijk; storend; vaak; veelvuldig; vervelend; zwaar
schwerverdaulich machtig; moeilijk verteerbaar; slecht verteerbaar; zwaar geducht; in hoge mate

Verwandte Wörter für "machtig":

  • machtiger, machtigere, machtigst, machtigste, machtige

Synonyms for "machtig":


Antonyme für "machtig":


Verwandte Definitionen für "machtig":

  1. heel groot, leuk, fijn, veel1
    • we hadden een machtige reis!1
  2. met heel veel invloed1
    • deze dictator is erg machtig1
  3. wat je maag snel vult1
    • dit vette gebak is erg machtig1

Wiktionary Übersetzungen für machtig:

machtig
adjective
  1. meer invloed hebben dan anderen

Cross Translation:
FromToVia
machtig deftig; herzhaft hearty — rich, abundant
machtig gewaltig; mächtig mighty — very strong, possessing might
machtig mächtig; vermögend; gewaltig; kräftig; stark; schwer puissant — Qui a beaucoup de pouvoir.

machtig form of machtigen:

machtigen Verb (machtig, machtigt, machtigde, machtigden, gemachtigd)

  1. machtigen
    bevollmächtigen; ermächtigen
    • bevollmächtigen Verb (bevollmächtige, bevollmächtigst, bevollmächtigt, bevollmächtigte, bevollmächtigtet, bevollmächtigt)
    • ermächtigen Verb (ermächtige, ermächtigst, ermächtigt, ermächtigte, ermächtigtet, ermächtigt)

Konjugationen für machtigen:

o.t.t.
  1. machtig
  2. machtigt
  3. machtigt
  4. machtigen
  5. machtigen
  6. machtigen
o.v.t.
  1. machtigde
  2. machtigde
  3. machtigde
  4. machtigden
  5. machtigden
  6. machtigden
v.t.t.
  1. heb gemachtigd
  2. hebt gemachtigd
  3. heeft gemachtigd
  4. hebben gemachtigd
  5. hebben gemachtigd
  6. hebben gemachtigd
v.v.t.
  1. had gemachtigd
  2. had gemachtigd
  3. had gemachtigd
  4. hadden gemachtigd
  5. hadden gemachtigd
  6. hadden gemachtigd
o.t.t.t.
  1. zal machtigen
  2. zult machtigen
  3. zal machtigen
  4. zullen machtigen
  5. zullen machtigen
  6. zullen machtigen
o.v.t.t.
  1. zou machtigen
  2. zou machtigen
  3. zou machtigen
  4. zouden machtigen
  5. zouden machtigen
  6. zouden machtigen
en verder
  1. ben gemachtigd
  2. bent gemachtigd
  3. is gemachtigd
  4. zijn gemachtigd
  5. zijn gemachtigd
  6. zijn gemachtigd
diversen
  1. machtig!
  2. machtigt!
  3. gemachtigd
  4. machtigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für machtigen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bevollmächtigen machtigen volmacht geven; volmachtigen
ermächtigen machtigen afvaardigen; delegeren; deputeren; volmacht geven; volmachtigen

Wiktionary Übersetzungen für machtigen:

machtigen
verb
  1. jemanden berechtigen, bevollmächtigen

Cross Translation:
FromToVia
machtigen berechtigen; bevollmächtigen; ermächtigen autoriser — (vieilli) revêtir d’une autorité.