Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Deutsch ->übersetze kleinburgerlijk

übersetze kleinburgerlijk von Niederländische ins Deutsch

Übersicht

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

kleinburgerlijk:
- beschränkt; spießig; engstirnig; kleinbürgerlich; bürgerlich; kleinlich; kleinkariert; kleinmütig; spießbürgerlich

Niederländisch

Detailübersetzungen für kleinburgerlijk (Niederländisch) ins Deutsch

kleinburgerlijk:

kleinburgerlijk Adjektiv

kleinburgerlijk (bekrompen)
beschränkt; spießig; engstirnig; kleinbürgerlich; bürgerlich; kleinlich; kleinkariert; kleinmütig; spießbürgerlich
- beschränkt Adjektiv
- spießig Adjektiv
- engstirnig Adjektiv
- kleinbürgerlich Adjektiv
- bürgerlich Adjektiv
- kleinlich Adjektiv
- kleinkariert Adjektiv
- kleinmütig Adjektiv
- spießbürgerlich Adjektiv
kleinburgerlijk (kleinhartig; kneuterig)
kleinkariert; kleinbürgerlich; spießbürgerlich
- kleinkariert Adjektiv
- kleinbürgerlich Adjektiv
- spießbürgerlich Adjektiv

Übersetzung Matrix für kleinburgerlijk:

Modifier	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
beschränkt	bekrompen; kleinburgerlijk	aan een kant beschrijfbaar; begrensd; bekrompen; benepen; beperkt; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; kleingeestig; kleinzielig; kneuterig; verminderd
bürgerlich	bekrompen; kleinburgerlijk	bekrompen; benepen; civiel; kleingeestig; kleinzielig
engstirnig	bekrompen; kleinburgerlijk	bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
kleinbürgerlich	bekrompen; kleinburgerlijk; kleinhartig; kneuterig	bekrompen; benepen; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; kleingeestig; kleinsteeds; kleinzielig; kneuterig
kleinkariert	bekrompen; kleinburgerlijk; kleinhartig; kneuterig	bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig; knijperig
kleinlich	bekrompen; kleinburgerlijk	bekrompen; benepen; gemeen; geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; keutelachtig; kleingeestig; kleinzielig; knijperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel; verminderd
kleinmütig	bekrompen; kleinburgerlijk	bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
spießbürgerlich	bekrompen; kleinburgerlijk; kleinhartig; kneuterig
spießig	bekrompen; kleinburgerlijk	knijperig

Verwandte Wörter für "kleinburgerlijk":

kleinburgerlijkheid, kleinburgerlijke