Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. nekken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für genekt (Niederländisch) ins Deutsch

genekt form of nekken:

nekken Verb (nek, nekt, nekte, nekten, genekt)

  1. nekken (in de war sturen; ruïneren; bederven; verzieken)
    ruinieren; zerstören; abnehmen; fertigmachen; zurückgehen; verkommen; zurücklaufen
    • ruinieren Verb (ruiniere, ruinierst, ruiniert, ruinierte, ruiniertet, ruiniert)
    • zerstören Verb (zerstöre, zerstörst, zerstört, zerstörte, zerstörtet, zerstört)
    • abnehmen Verb (nehme ab, nimmst ab, nimmt ab, nahm ab, nahmt ab, abgenommen)
    • fertigmachen Verb (mache fertig, machst fertig, macht fertig, machte fertig, machtet fertig, fertiggemacht)
    • zurückgehen Verb (gehe zurück, gehst zurück, geht zurück, gang zurück, ganget zurück, zurückgegangen)
    • verkommen Verb (verkomme, verkommst, verkommt, verkam, verkamt, verkommen)
    • zurücklaufen Verb (laufe zurück, läufst zurück, läuft zurück, lief zurück, liefet zurück, zurückgelaufen)

Konjugationen für nekken:

o.t.t.
  1. nek
  2. nekt
  3. nekt
  4. nekken
  5. nekken
  6. nekken
o.v.t.
  1. nekte
  2. nekte
  3. nekte
  4. nekten
  5. nekten
  6. nekten
v.t.t.
  1. heb genekt
  2. hebt genekt
  3. heeft genekt
  4. hebben genekt
  5. hebben genekt
  6. hebben genekt
v.v.t.
  1. had genekt
  2. had genekt
  3. had genekt
  4. hadden genekt
  5. hadden genekt
  6. hadden genekt
o.t.t.t.
  1. zal nekken
  2. zult nekken
  3. zal nekken
  4. zullen nekken
  5. zullen nekken
  6. zullen nekken
o.v.t.t.
  1. zou nekken
  2. zou nekken
  3. zou nekken
  4. zouden nekken
  5. zouden nekken
  6. zouden nekken
en verder
  1. ben genekt
  2. bent genekt
  3. is genekt
  4. zijn genekt
  5. zijn genekt
  6. zijn genekt
diversen
  1. nek!
  2. nekt!
  3. genekt
  4. nekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für nekken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abnehmen bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken achteruitgaan; afdekken; afhalen; afnemen; afruimen; afslanken; aftappen; beroven; beroven van; bestelen; biertappen; degenereren; depriveren; inkrimpen; inzakken; kleiner worden; lijnen; meenemen; ontnemen; ophalen; opruimen; slinken; sterk afnemen; tappen; te kort doen; teruglopen; vallen; verderven; verworden; weghalen; wegnemen
fertigmachen bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken afbreken; afmaken; afmatten; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; eindigen; fiksen; garneren; klaarspelen; liquideren; moe maken; ombrengen; ophouden; opmaken; opsmukken; perfectioneren; ruineren; schotels garneren; slopen; stoppen; uitputten; van kant maken; vermoeien; vermoorden; vernielen; vernietigen; versieren; vervolledigen; vervolmaken; verwoesten; volledig maken; voltooien; voor elkaar krijgen
ruinieren bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken afbreken; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten
verkommen bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken bouwvallig worden; vergaan; verkommeren; vervallen
zerstören bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken afbreken; breken; met opzet kapotmaken; ruineren; slopen; te gronde richten; vernielen; vernietigen; verwoesten
zurückgehen bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken achteruitgaan; afglijden; afnemen; aftakelen; afzakken; bezwijken; dateren; declineren; degenereren; inkrimpen; instorten; inzinken; kleiner worden; minder worden; ontaarden; slinken; tenondergaan; teruggaan; teruggrijpen; verderven; vergaan; verrotten; verteren; vervallen; verworden; wederkeren; weerkeren; wegglijden; wegrotten; wegzinken; zinken
zurücklaufen bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken achteruitgaan; bezwijken; degenereren; instorten; ontaarden; tenondergaan; teruggaan; verderven; vergaan; verrotten; verteren; verworden; wegrotten; zinken
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
verkommen morsig; ranzig; slonzig; slordig; smerig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig

Verwandte Wörter für "nekken":