Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. aanstrijken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanstrijken (Niederländisch) ins Deutsch

aanstrijken:

aanstrijken Verb (strijk aan, strijkt aan, streek aan, streken aan, aangestreken)

  1. aanstrijken (doen ontvlammen; aansteken)
    anzünden; anstecken; entzünden
    • anzünden Verb
    • anstecken Verb (stecke an, steckst an, steckt an, steckte an, stecktet an, angesteckt)
    • entzünden Verb (entzünde, entzündest, entzündet, entzündete, entzündetet, entzündet)

Konjugationen für aanstrijken:

o.t.t.
  1. strijk aan
  2. strijkt aan
  3. strijkt aan
  4. strijken aan
  5. strijken aan
  6. strijken aan
o.v.t.
  1. streek aan
  2. streek aan
  3. streek aan
  4. streken aan
  5. streken aan
  6. streken aan
v.t.t.
  1. heb aangestreken
  2. hebt aangestreken
  3. heeft aangestreken
  4. hebben aangestreken
  5. hebben aangestreken
  6. hebben aangestreken
v.v.t.
  1. had aangestreken
  2. had aangestreken
  3. had aangestreken
  4. hadden aangestreken
  5. hadden aangestreken
  6. hadden aangestreken
o.t.t.t.
  1. zal aanstrijken
  2. zult aanstrijken
  3. zal aanstrijken
  4. zullen aanstrijken
  5. zullen aanstrijken
  6. zullen aanstrijken
o.v.t.t.
  1. zou aanstrijken
  2. zou aanstrijken
  3. zou aanstrijken
  4. zouden aanstrijken
  5. zouden aanstrijken
  6. zouden aanstrijken
diversen
  1. strijk aan!
  2. strijkt aan!
  3. aangestreken
  4. aanstrijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanstrijken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anstecken aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen aanspelden; aansteken; besmetten; blakeren; branden; in de fik steken; infecteren; opspelden; opsteken; pinnen; sigaret opsteken; spelden; vastpinnen; vastprikken; vastspelden; vergiftigen; verpesten; verschroeien; verzengen; vuurmaken; zengen
anzünden aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen aanmaken; aansteken; in de fik steken; licht aansteken; ontsteken; opsteken; sigaret opsteken; vuurmaken
entzünden aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen aanmaken; licht aansteken; ontsteken

Wiktionary Übersetzungen für aanstrijken:


Cross Translation:
FromToVia
aanstrijken frottieren; reiben; abreiben frotterpasser une chose sur une autre à plusieurs reprises, en appuyer, en pressant.