Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- verschonen:
-
Wiktionary:
- verschonen → entschuldigen, verzeihen
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
- verschonen:
Niederländisch
Detailübersetzungen für verschonen (Niederländisch) ins Deutsch
verschonen:
-
verschonen (excuseren)
entschuldigen; verzeihen-
entschuldigen Verb (entschuldige, entschuldigst, entschuldigt, entschuldigte, entschuldigtet, entschuldigt)
-
-
verschonen (ontzien; in acht nemen; sparen)
Konjugationen für verschonen:
o.t.t.
- verschoon
- verschoont
- verschoont
- verschonen
- verschonen
- verschonen
o.v.t.
- verschoonde
- verschoonde
- verschoonde
- verschoonden
- verschoonden
- verschoonden
v.t.t.
- heb verschoond
- hebt verschoond
- heeft verschoond
- hebben verschoond
- hebben verschoond
- hebben verschoond
v.v.t.
- had verschoond
- had verschoond
- had verschoond
- hadden verschoond
- hadden verschoond
- hadden verschoond
o.t.t.t.
- zal verschonen
- zult verschonen
- zal verschonen
- zullen verschonen
- zullen verschonen
- zullen verschonen
o.v.t.t.
- zou verschonen
- zou verschonen
- zou verschonen
- zouden verschonen
- zouden verschonen
- zouden verschonen
diversen
- verschoon!
- verschoont!
- verschoond
- verschonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verschonen:
| Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
| achten | in acht nemen; ontzien; sparen; verschonen | achten; appreciëren; berekenen; de hemel in prijzen; eer aandoen; eerbied bewijzen; eerbiedigen; eren; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; hulde bewijzen; huldigen; in ere houden; op prijs stellen; ophemelen; ramen; respecteren; schatten; waarderen |
| entschuldigen | excuseren; verschonen | excuseren; excuses aanbieden; laten; permitteren; toelaten; verontschuldigen |
| verschonen | in acht nemen; ontzien; sparen; verschonen | |
| verzeihen | excuseren; verschonen | vergeven; vergiffenis schenken |
Wiktionary Übersetzungen für verschonen:
Verwandte Übersetzungen für verschonen
Deutsch
Detailübersetzungen für verschonen (Deutsch) ins Niederländisch
verschonen:
-
verschonen (achten)
Konjugationen für verschonen:
Präsens
- verschone
- verschonst
- verschont
- verschonen
- verschont
- verschonen
Imperfekt
- verschonte
- verschontest
- verschonte
- verschonten
- verschontet
- verschonten
Perfekt
- habe verschont
- hast verschont
- hat verschont
- haben verschont
- habt verschont
- haben verschont
1. Konjunktiv [1]
- verschone
- verschonest
- verschone
- verschonen
- verschonet
- verschonen
2. Konjunktiv
- verschonte
- verschontest
- verschonte
- verschonten
- verschontet
- verschonten
Futur 1
- werde verschonen
- wirst verschonen
- wird verschonen
- werden verschonen
- werdet verschonen
- werden verschonen
1. Konjunktiv [2]
- würde verschonen
- würdest verschonen
- würde verschonen
- würden verschonen
- würdet verschonen
- würden verschonen
Diverses
- verschon!
- verschont!
- verschonen Sie!
- verschont
- verschonend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Übersetzung Matrix für verschonen:
| Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
| ontzien | Schonung; Verschonung | |
| Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
| in acht nemen | achten; verschonen | |
| ontzien | achten; verschonen | |
| sparen | achten; verschonen | Geld auf der Bank tun; ansammeln; aufbewahren; sammeln; scharen; sparen; versammeln; übrigbehalten |
| verschonen | achten; verschonen | entschuldigen; verzeihen |