Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. omgaan:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für omgaan (Niederländisch) ins Deutsch

omgaan:

omgaan Verb (ga om, gaat om, ging om, gingen om, omgegaan)

  1. omgaan (optrekken)
    umgehen mit; verkehren

Konjugationen für omgaan:

o.t.t.
  1. ga om
  2. gaat om
  3. gaat om
  4. gaan om
  5. gaan om
  6. gaan om
o.v.t.
  1. ging om
  2. ging om
  3. ging om
  4. gingen om
  5. gingen om
  6. gingen om
v.t.t.
  1. ben omgegaan
  2. bent omgegaan
  3. is omgegaan
  4. zijn omgegaan
  5. zijn omgegaan
  6. zijn omgegaan
v.v.t.
  1. was omgegaan
  2. was omgegaan
  3. was omgegaan
  4. waren omgegaan
  5. waren omgegaan
  6. waren omgegaan
o.t.t.t.
  1. zal omgaan
  2. zult omgaan
  3. zal omgaan
  4. zullen omgaan
  5. zullen omgaan
  6. zullen omgaan
o.v.t.t.
  1. zou omgaan
  2. zou omgaan
  3. zou omgaan
  4. zouden omgaan
  5. zouden omgaan
  6. zouden omgaan
diversen
  1. ga om!
  2. gaat om!
  3. omgegaan
  4. omgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für omgaan:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
umgehen mit omgaan; optrekken
verkehren omgaan; optrekken ergens zijn; iets omdraaien; kopie trekken; kopiëren; omgaan met; omgang hebben met; omhoogkomen; omkeren; opstijgen; opvliegen; verkeren; zich ophouden

Synonyms for "omgaan":


Verwandte Definitionen für "omgaan":

  1. met iemand samenwerken, met hem praten1
    • zij kan goed met kinderen omgaan1
  2. voorbijgaan1
    • het uur ging heel langzaam om1

Wiktionary Übersetzungen für omgaan:


Verwandte Übersetzungen für omgaan