Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. ejaculeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ejaculeren (Niederländisch) ins Deutsch

ejaculeren:

ejaculeren Verb (ejaculeer, ejaculeert, ejaculeerde, ejaculeerden, geëjaculeerd)

  1. ejaculeren (klaarkomen)
  2. ejaculeren

Konjugationen für ejaculeren:

o.t.t.
  1. ejaculeer
  2. ejaculeert
  3. ejaculeert
  4. ejaculeren
  5. ejaculeren
  6. ejaculeren
o.v.t.
  1. ejaculeerde
  2. ejaculeerde
  3. ejaculeerde
  4. ejaculeerden
  5. ejaculeerden
  6. ejaculeerden
v.t.t.
  1. heb geëjaculeerd
  2. hebt geëjaculeerd
  3. heeft geëjaculeerd
  4. hebben geëjaculeerd
  5. hebben geëjaculeerd
  6. hebben geëjaculeerd
v.v.t.
  1. had geëjaculeerd
  2. had geëjaculeerd
  3. had geëjaculeerd
  4. hadden geëjaculeerd
  5. hadden geëjaculeerd
  6. hadden geëjaculeerd
o.t.t.t.
  1. zal ejaculeren
  2. zult ejaculeren
  3. zal ejaculeren
  4. zullen ejaculeren
  5. zullen ejaculeren
  6. zullen ejaculeren
o.v.t.t.
  1. zou ejaculeren
  2. zou ejaculeren
  3. zou ejaculeren
  4. zouden ejaculeren
  5. zouden ejaculeren
  6. zouden ejaculeren
diversen
  1. ejaculeer!
  2. ejaculeert!
  3. geëjaculeerd
  4. ejaculerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ejaculeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abspritzen ejaculeren; klaarkomen
ejakulieren ejaculeren; klaarkomen

Wiktionary Übersetzungen für ejaculeren:

ejaculeren
verb
  1. sperma uitwerpen

Cross Translation:
FromToVia
ejaculeren ejakulieren ejaculate — eject semen or vaginal fluid