Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. bundelen:
  2. bundel:
  3. Wiktionary:
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. bündeln:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bundelen (Niederländisch) ins Deutsch

bundelen:

bundelen Verb (bundel, bundelt, bundelde, bundelden, gebundeld)

  1. bundelen
    bündeln
    • bündeln Verb (bündele, bündelst, bündelt, bündelte, bündeltet, gebündelt)
  2. bundelen
    zusammenstellen
    • zusammenstellen Verb (stelle zusammen, stellst zusammen, stellt zusammen, stellte zusammen, stelltet zusammen, zusammengestellt)
  3. bundelen

Konjugationen für bundelen:

o.t.t.
  1. bundel
  2. bundelt
  3. bundelt
  4. bundelen
  5. bundelen
  6. bundelen
o.v.t.
  1. bundelde
  2. bundelde
  3. bundelde
  4. bundelden
  5. bundelden
  6. bundelden
v.t.t.
  1. heb gebundeld
  2. hebt gebundeld
  3. heeft gebundeld
  4. hebben gebundeld
  5. hebben gebundeld
  6. hebben gebundeld
v.v.t.
  1. had gebundeld
  2. had gebundeld
  3. had gebundeld
  4. hadden gebundeld
  5. hadden gebundeld
  6. hadden gebundeld
o.t.t.t.
  1. zal bundelen
  2. zult bundelen
  3. zal bundelen
  4. zullen bundelen
  5. zullen bundelen
  6. zullen bundelen
o.v.t.t.
  1. zou bundelen
  2. zou bundelen
  3. zou bundelen
  4. zouden bundelen
  5. zouden bundelen
  6. zouden bundelen
en verder
  1. is gebundeld
  2. zijn gebundeld
diversen
  1. bundel!
  2. bundelt!
  3. gebundeld
  4. bundelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bundelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Einzelvorgänge bündeln bundelen
bündeln bundelen bijeenzoeken; inzamelen; vergaren; verzamelen
zusammenstellen bundelen bijeen plaatsen; naast elkaar plaatsen; samenplaatsen

Verwandte Wörter für "bundelen":


Wiktionary Übersetzungen für bundelen:


Cross Translation:
FromToVia
bundelen anordnen; bündeln bunch — to gather into a bunch

bundel:

bundel [de ~ (m)] Nomen

  1. de bundel (schoof; bosje)
    Bund; der Busch; Bündel; Büschel; die Garbe; der Bausch
  2. de bundel (gedichtenbundel)
    der Gedichtband; der Band
  3. de bundel (gedichtenverzameling)

bundel [de ~ (m)] Nomen

  1. de bundel (bos)
    der Bündel

Übersetzung Matrix für bundel:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Band bundel; gedichtenbundel band; binding; blaaskapel; boekdeel; deel; fanfare; fanfarekorps; gebondenheid; geluidsniveau; harmonie; het gebonden zijn; kapel; muziekkorps; volume
Bausch bosje; bundel; schoof dreumes; drol; kort en dik persoon; onderkruipsel; propje
Bund bosje; bundel; schoof akkoord; associatie; baal; band; binding; boekdeel; bond; bondgenootschap; broederschap; coalitie; coöperatie; deel; federatie; genootschap; herenkostuum; liga; moot; pact; pak; plak; samenwerkingsverband; sociëteit; tranche; unie; verbond; verdrag; vereniging; volume
Busch bosje; bundel; schoof boeket; bos; bos bloemen; bosje; bosland; geboomte; heester; jungle; kreupelbos; kreupelhout; oerwoud; rimboe; struik; woud
Bündel bos; bosje; bundel; schoof baal; bosjes; bundels; herenkostuum; moot; pak; plak; schoven; tranche
Büschel bosje; bundel; schoof bosje; heester; oogst; opbrengst van gewas; pluk; pol; struik; wijnoogst
Garbe bosje; bundel; schoof
Gedichtband bundel; gedichtenbundel
Gedichtbündel bundel; gedichtenverzameling
Paket bundel baal; herenkostuum; moot; pak; pakje; pakket; plak; postpakket; tranche
Sammlung von Gedichten bundel; gedichtenverzameling
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Bündel bundel
Einzelvorgangsbündel bundel

Verwandte Wörter für "bundel":


Wiktionary Übersetzungen für bundel:

bundel
noun
  1. zijdelings bijeengehouden verzameling langwerpige voorwerpen
bundel
noun
  1. etwas Zusammengebundenes; aneinander gebundene Gegenstände

Cross Translation:
FromToVia
bundel Strahl beam — ray
bundel Bündel bundle — group of objects held together by wrapping or tying
bundel Bündel bundle — package wrapped or tied up for carrying
bundel Bündel bundle — colloquial: large amount, especially of money
bundel mod; Garbe gerbefaisceau de blé, où les épis sont disposer d’un même côté.



Deutsch

Detailübersetzungen für bundelen (Deutsch) ins Niederländisch

bündeln:

bündeln Verb (bündele, bündelst, bündelt, bündelte, bündeltet, gebündelt)

  1. bündeln
    bundelen
    • bundelen Verb (bundel, bundelt, bundelde, bundelden, gebundeld)
  2. bündeln (zusammensuchen; sammeln; versammeln; häufen; zusammentragen)
    verzamelen; vergaren; bijeenzoeken
    • verzamelen Verb (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren Verb (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • bijeenzoeken Verb (zoek bijeen, zoekt bijeen, zocht bijeen, zochten bijeen, bijeengezocht)
  3. bündeln (einsammeln; versammeln; sammeln; zusammentragen)
    verzamelen; vergaren; inzamelen
    • verzamelen Verb (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren Verb (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • inzamelen Verb (zamel in, zamelt in, zamelde in, zamelden in, ingezameld)

Konjugationen für bündeln:

Präsens
  1. bündele
  2. bündelst
  3. bündelt
  4. bündelen
  5. bündelt
  6. bündelen
Imperfekt
  1. bündelte
  2. bündeltest
  3. bündelte
  4. bündelten
  5. bündeltet
  6. bündelten
Perfekt
  1. habe gebündelt
  2. hast gebündelt
  3. hat gebündelt
  4. haben gebündelt
  5. habt gebündelt
  6. haben gebündelt
1. Konjunktiv [1]
  1. bündele
  2. bündelest
  3. bündele
  4. bündelen
  5. bündelet
  6. bündelen
2. Konjunktiv
  1. bündelte
  2. bündeltest
  3. bündelte
  4. bündelten
  5. bündeltet
  6. bündelten
Futur 1
  1. werde bündeln
  2. wirst bündeln
  3. wird bündeln
  4. werden bündeln
  5. werdet bündeln
  6. werden bündeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bündeln
  2. würdest bündeln
  3. würde bündeln
  4. würden bündeln
  5. würdet bündeln
  6. würden bündeln
Diverses
  1. bündel!
  2. bündelt!
  3. bündelen Sie!
  4. gebündelt
  5. bündelend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Übersetzung Matrix für bündeln:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bijeenzoeken bündeln; häufen; sammeln; versammeln; zusammensuchen; zusammentragen
bundelen bündeln Einzelvorgänge bündeln; zusammenstellen
inzamelen bündeln; einsammeln; sammeln; versammeln; zusammentragen
vergaren bündeln; einsammeln; häufen; sammeln; versammeln; zusammensuchen; zusammentragen ansammeln; sammeln; versammeln
verzamelen bündeln; einsammeln; häufen; sammeln; versammeln; zusammensuchen; zusammentragen ansammeln; auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken; sammeln; scharen; versammeln; zusammenkommen

Synonyms for "bündeln":


Wiktionary Übersetzungen für bündeln:


Cross Translation:
FromToVia
bündeln bundelen bunch — to gather into a bunch