Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- hoed:
- hoeden:
-
Wiktionary:
- hoed → Hut
- hoed → Mütze, Hut
- hoeden → hüten, gaumen
- hoeden → begünstigen, beschirmen, protektieren, schützen, beschützen, hüten, behüten, bewachen, überwachen
Niederländisch
Detailübersetzungen für hoed (Niederländisch) ins Deutsch
hoed:
-
de hoed
Übersetzung Matrix für hoed:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Hut | hoed | hoofdbedekking; hoofddeksel; pet |
Hüte | hoed | |
Kopfbedeckung | hoed | afdekkap; dak; hoofdbedekking; hoofddeksel; kap; koepel; muts; overdekking; overkapping; pet |
Verwandte Wörter für "hoed":
Verwandte Definitionen für "hoed":
hoed form of hoeden:
-
hoeden
Konjugationen für hoeden:
o.t.t.
- hoed
- hoedt
- hoedt
- hoeden
- hoeden
- hoeden
o.v.t.
- hoedde
- hoedde
- hoedde
- hoedden
- hoedden
- hoedden
v.t.t.
- heb gehoed
- hebt gehoed
- heeft gehoed
- hebben gehoed
- hebben gehoed
- hebben gehoed
v.v.t.
- had gehoed
- had gehoed
- had gehoed
- hadden gehoed
- hadden gehoed
- hadden gehoed
o.t.t.t.
- zal hoeden
- zult hoeden
- zal hoeden
- zullen hoeden
- zullen hoeden
- zullen hoeden
o.v.t.t.
- zou hoeden
- zou hoeden
- zou hoeden
- zouden hoeden
- zouden hoeden
- zouden hoeden
en verder
- ben gehoed
- bent gehoed
- is gehoed
- zijn gehoed
- zijn gehoed
- zijn gehoed
diversen
- hoed!
- hoedt!
- gehoed
- hoedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für hoeden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hüten | hoeden | behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; in bescherming nemen; opletten; oppassen; toezien op; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn |
Verwandte Wörter für "hoeden":
Wiktionary Übersetzungen für hoeden:
hoeden
Cross Translation:
verb
hoeden
-
een kudde dieren verzorgen en in de gaten houden
- hoeden → hüten
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hoeden | → begünstigen; beschirmen; protektieren; schützen; beschützen; hüten; behüten; bewachen; überwachen | ↔ protéger — prendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui. |