Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- verminderen:
-
Wiktionary:
- verminderen → abnehmen, vermindern, verringern
- verminderen → verringern, mindern, legen, nachlassen, beschneiden, vermindern, reduzieren, verkleinern, erschöpfen, dezimieren, senken, absenken, herablassen, erniedrigen, entwürdigen, diskreditieren, in Misskredit bringen, in Verruf bringen, umbringen, verderben, streichen, demütigen, summieren, zusammenfassen, abkürzen, verkürzen
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
- vermindern:
-
Wiktionary:
- vermindern → bezuinigen, verminderen
- vermindern → degraderen, verkleinen, verminderen, verslechteren, verzwakken, beschadigen
Niederländisch
Detailübersetzungen für verminderen (Niederländisch) ins Deutsch
verminderen:
-
verminderen (afprijzen; reduceren; verlagen)
-
verminderen (minder worden; declineren; afnemen; dalen; vervallen; teruggaan; tanen; minderen)
-
verminderen (reduceren; afnemen; beperken; verlagen; inperken; verkorten; minder worden; krimpen; inkrimpen; slinken; minderen)
reduzieren; einschränken; vermindern; beschränken; herabsetzen; einschrumpfen; kürzen; schrumpfen-
einschränken Verb (schränke ein, schränkst ein, schränkt ein, schränkte ein, schränktet ein, eingeschränkt)
-
einschrumpfen Verb (schrumpfe ein, schrumpfst ein, schrumpft ein, schrumpfte ein, schrumpftet ein, eingeschrumpft)
-
verminderen (slinken; afnemen; krimpen; inkrimpen; verkleinen; minder worden)
Konjugationen für verminderen:
o.t.t.
- verminder
- vermindert
- vermindert
- verminderen
- verminderen
- verminderen
o.v.t.
- verminderde
- verminderde
- verminderde
- verminderden
- verminderden
- verminderden
v.t.t.
- heb verminderd
- hebt verminderd
- heeft verminderd
- hebben verminderd
- hebben verminderd
- hebben verminderd
v.v.t.
- had verminderd
- had verminderd
- had verminderd
- hadden verminderd
- hadden verminderd
- hadden verminderd
o.t.t.t.
- zal verminderen
- zult verminderen
- zal verminderen
- zullen verminderen
- zullen verminderen
- zullen verminderen
o.v.t.t.
- zou verminderen
- zou verminderen
- zou verminderen
- zouden verminderen
- zouden verminderen
- zouden verminderen
diversen
- verminder!
- vermindert!
- verminderd
- verminderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verminderen:
Wiktionary Übersetzungen für verminderen:
verminderen
Cross Translation:
verb
-
afnemen in aantal, kleiner worden
- verminderen → abnehmen
-
doen afnemen in aantal, kleiner maken
- verminderen → vermindern; verringern
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verminderen | → verringern; mindern | ↔ abate — to bring down or reduce to a lower state |
• verminderen | → legen; nachlassen | ↔ abate — to decrease or become less in strength |
• verminderen | → beschneiden | ↔ cut — to reduce |
• verminderen | → verringern | ↔ decrease — make smaller |
• verminderen | → vermindern; reduzieren; verkleinern; verringern | ↔ diminish — To make smaller |
• verminderen | → erschöpfen; dezimieren | ↔ exhaust — to empty by drawing or letting out the contents |
• verminderen | → senken; absenken; herablassen; erniedrigen; entwürdigen; diskreditieren; in Misskredit bringen; in Verruf bringen; reduzieren; umbringen; verderben; streichen; demütigen | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• verminderen | → summieren; zusammenfassen; abkürzen; verkürzen | ↔ abréger — rendre plus court. |
Computerübersetzung von Drittern:
Verwandte Übersetzungen für verminderen
Deutsch
Detailübersetzungen für verminderen (Deutsch) ins Niederländisch
verminderen form of vermindern:
-
vermindern (geringer werden; verringern; schlechter werden; weniger werden)
-
vermindern (abbauen; sinken; wegnehmen; verringern; schrumpfen; herabsetzen; fallen; reduzieren; nachlassen; abschwächen; setzen; sparen; kürzen; schwächen; schwinden; mindern; schmälern; zurückgehen; versiegen; verknappen; zusammengehen; fortnehmen; herabmindern)
declineren; afnemen; achteruitgaan; minder worden-
achteruitgaan Verb (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
-
vermindern (kürzen; reduzieren; einschränken; beschränken; herabsetzen; einschrumpfen; schrumpfen)
-
vermindern (verkleinern; minimalisieren; verringern; kürzen; einschrumpfen; schrumpfen; mindern)
-
vermindern (einschränken; reduzieren; die Ausgaben einschränken; mindern; sparsamer leben; sich einschränken)
-
vermindern (schwinden; schrumpfen; einschrumpfen; verringern; reduzieren; mindern; zusammenschrumpfen)
-
vermindern (verkleinern; reduzieren; verringern; mindern)
Konjugationen für vermindern:
Präsens
- vermindere
- verminderst
- vermindert
- verminderen
- vermindert
- verminderen
Imperfekt
- verminderte
- vermindertest
- verminderte
- verminderten
- vermindertet
- verminderten
Perfekt
- habe vermindert
- hast vermindert
- hat vermindert
- haben vermindert
- habt vermindert
- haben vermindert
1. Konjunktiv [1]
- vermindere
- verminderest
- vermindere
- verminderen
- verminderet
- verminderen
2. Konjunktiv
- verminderte
- vermindertest
- verminderte
- verminderten
- vermindertet
- verminderten
Futur 1
- werde vermindern
- wirst vermindern
- wird vermindern
- werden vermindern
- werdet vermindern
- werden vermindern
1. Konjunktiv [2]
- würde vermindern
- würdest vermindern
- würde vermindern
- würden vermindern
- würdet vermindern
- würden vermindern
Diverses
- verminder!
- vermindert!
- verminderen Sie!
- vermindert
- vermindernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Übersetzung Matrix für vermindern:
Synonyms for "vermindern":
Wiktionary Übersetzungen für vermindern:
vermindern
Cross Translation:
verb
-
door zuinig met geld of iets anders om te gaan de uitgaven verminderen
-
doen afnemen in aantal, kleiner maken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vermindern | → degraderen | ↔ degrade — to reduce in quality or purity |
• vermindern | → verkleinen; verminderen | ↔ diminish — To make smaller |
• vermindern | → verslechteren; verzwakken; beschadigen | ↔ impair — have a diminishing effect on |
Computerübersetzung von Drittern: