Deutsch

Detailübersetzungen für aufpolieren (Deutsch) ins Niederländisch

aufpolieren:

aufpolieren Verb (poliere auf, polierst auf, poliert auf, polierte auf, poliertet auf, aufpoliert)

  1. aufpolieren (aufputzen; polieren)
    wrijven; poetsen; oppoetsen; opblinken; opwrijven
    • wrijven Verb (wrijf, wrijft, wreef, wreven, gewreven)
    • poetsen Verb (poets, poetst, poetste, poetsten, gepoetst)
    • oppoetsen Verb (poets op, poetst op, poetste op, poetsten op, opgepoetst)
    • opblinken Verb (blink op, blinkt op, blonk op, blonken op, opgeblonken)
    • opwrijven Verb (wrijf op, wrijft op, wreef op, wreven op, opgewreven)
  2. aufpolieren (anregen; stimulieren; ermutigen; )
    opwekken; aansporen; stimuleren; aandrijven; prikkelen; opkrikken
    • opwekken Verb (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • aansporen Verb (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • stimuleren Verb (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aandrijven Verb (drijf aan, drijft aan, dreef aan, dreven aan, aangedreven)
    • prikkelen Verb (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • opkrikken Verb (krik op, krikt op, krikte op, krikten op, opgekrikt)
  3. aufpolieren (polieren)
    polijsten
    • polijsten Verb (polijst, polijstte, polijstten, gepolijst)
  4. aufpolieren (aufmotzen; verbessern; ausbessern)
    opknappen; opkalefateren; opvijzelen; oplappen
    • opknappen Verb (knap op, knapt op, knapte op, knapten op, opgeknapt)
    • opkalefateren Verb (kalefater op, kalefatert op, kalefaterde op, kalefaterden op, opgekalefaterd)
    • opvijzelen Verb (vijzel op, vijzelt op, vijzelde op, vijzelden op, opgevijzeld)
    • oplappen Verb (lap op, lapt op, lapte op, lapten op, opgelapt)
  5. aufpolieren (glattstreichen; schleifen; schlichten; )
    gladmaken; gladwrijven
    • gladmaken Verb (maak glad, maakt glad, maakte glad, maakten glad, gladgemaakt)
    • gladwrijven Verb (wrijf glad, wrijft glad, wreef glad, wreven glad, gladgewreven)
  6. aufpolieren (feinmachen; schmücken; ausstaffieren; )
    verfraaien; opsmukken; zich mooi maken; verluchten; optuigen; opsieren; opschikken; tooien
    • verfraaien Verb (verfraai, verfraait, verfraaide, verfraaiden, verfraaid)
    • opsmukken Verb (smuk op, smukt op, smukte op, smukten op, opgesmukt)
    • verluchten Verb (verlucht, verluchtte, verluchtten, verlucht)
    • optuigen Verb (tuig op, tuigt op, tuigde op, tuigden op, opgetuigd)
    • opsieren Verb (sier op, siert op, sierde op, sierden op, opgesierd)
    • opschikken Verb (schik op, schikt op, schikte op, schikten op, opgeschikt)
    • tooien Verb (tooi, tooit, tooide, tooiden, getooid)

Konjugationen für aufpolieren:

Präsens
  1. poliere auf
  2. polierst auf
  3. poliert auf
  4. polieren auf
  5. poliert auf
  6. polieren auf
Imperfekt
  1. polierte auf
  2. poliertest auf
  3. polierte auf
  4. polierten auf
  5. poliertet auf
  6. polierten auf
Perfekt
  1. habe aufpoliert
  2. hast aufpoliert
  3. hat aufpoliert
  4. haben aufpoliert
  5. habt aufpoliert
  6. haben aufpoliert
1. Konjunktiv [1]
  1. poliere auf
  2. polierest auf
  3. poliere auf
  4. polieren auf
  5. polieret auf
  6. polieren auf
2. Konjunktiv
  1. polierte auf
  2. poliertest auf
  3. polierte auf
  4. polierten auf
  5. poliertet auf
  6. polierten auf
Futur 1
  1. werde aufpolieren
  2. wirst aufpolieren
  3. wird aufpolieren
  4. werden aufpolieren
  5. werdet aufpolieren
  6. werden aufpolieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde aufpolieren
  2. würdest aufpolieren
  3. würde aufpolieren
  4. würden aufpolieren
  5. würdet aufpolieren
  6. würden aufpolieren
Diverses
  1. polier auf!
  2. poliert auf!
  3. polieren Sie auf!
  4. aufpoliert
  5. aufpolierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Übersetzung Matrix für aufpolieren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aandrijven Anfeuern; Anschwemmen; Anspornen; Antreiben
aansporen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anspornung; Anstoßen; Antreiben
oplappen Doktoren
opschikken Herausputzen
opsieren Aufschmücken; Ausschmückung; Dekorieren; Herausputzen
opsmukken Aufschmücken; Ausschmückung; Dekorieren
optuigen Schmücken
opwekken Anstiften
stimuleren Anbauen; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
tooien Ausschmückung; Girlande; Verzierung
zich mooi maken Aufschmücken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aandrijven ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen anschwemmen; spülen
aansporen ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen animieren; anspornen; antreiben; ermuntern; ermutigen; fördern; motivieren; stimulieren
gladmaken abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln
gladwrijven abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln
opblinken aufpolieren; aufputzen; polieren
opkalefateren aufmotzen; aufpolieren; ausbessern; verbessern
opknappen aufmotzen; aufpolieren; ausbessern; verbessern aufmuntern; erfrischen; erneuern; erquicken; innovieren; neugestalten; renovieren; restaurieren
opkrikken ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen
oplappen aufmotzen; aufpolieren; ausbessern; verbessern
oppoetsen aufpolieren; aufputzen; polieren
opschikken aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren
opsieren aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren sich ausschmucken
opsmukken aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren anmalen; aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; schminken; sich ausschmucken; verzieren; vollenden; zieren
optuigen aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren
opvijzelen aufmotzen; aufpolieren; ausbessern; verbessern
opwekken ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen aktivieren; anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; beleben; erhitzen; erregen; hervorrufen; kitzeln; knuddeln; kosen; neu beleben; neubeleben; prickeln; reanimieren; reizen; schmeicheln; stimulieren; wecken
opwrijven aufpolieren; aufputzen; polieren
poetsen aufpolieren; aufputzen; polieren
polijsten aufpolieren; polieren
prikkelen ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen anfeuern; animieren; anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; jemand motivieren; kitzeln; knuddeln; kosen; motivieren; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren
stimuleren ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen aktivieren; anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; anregen; anreizen; anschüren; anspornen; aufmuntern; aufreizen; aufwinden; bejauchzen; beleben; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; feiern; fördern; hervorrufen; jemand motivieren; jubeln; kitzeln; knuddeln; komplimentieren; kosen; motivieren; neubeleben; prickeln; reizen; schmeicheln; schüren; stimulieren; wecken; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
tooien aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren sich ausschmucken
verfraaien aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren
verluchten aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren
wrijven aufpolieren; aufputzen; polieren
zich mooi maken aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren sich ausschmucken

Synonyms for "aufpolieren":


Wiktionary Übersetzungen für aufpolieren:

aufpolieren
verb
  1. door wrijven glanzend maken