Deutsch

Detailübersetzungen für akkomodieren (Deutsch) ins Niederländisch

akkomodieren:

akkomodieren Verb (akkomodiere, akkomodierst, akkomodiert, akkomodierte, akkomodiertet, akkomodiert)

  1. akkomodieren (einquartieren; hausen; unterbringen; )
    accommoderen; onderbrengen; huizen; herbergen; huisvesten; iemand huisvesten; onderdak verschaffen; onderdak geven; onderdak verlenen
    • accommoderen Verb (accomodeer, accomodeert, accomodeerde, accomodeerden, geaccomodeerd)
    • onderbrengen Verb (breng onder, brengt onder, bracht onder, brachten onder, ondergebracht)
    • huizen Verb (huis, huist, huisde, huisden, gehuisd)
    • herbergen Verb (herberg, herbergt, herbergde, herbergden, geherbergd)
    • huisvesten Verb (huisvest, huisvestte, huisvestten, gehuisvest)
    • onderdak verschaffen Verb (verschaf onderdak, verschaft onderdak, verschafte onderdak, verschaften onderdak, onderdak verschaft)
    • onderdak geven Verb (geef onderdak, geeft onderdak, gaf onderdak, gaven onderdak, onderdak gegeven)
    • onderdak verlenen Verb (verleen onderdak, verleent onderdak, verleende onderdak, verleenden onderdak, onderdak verleend)
  2. akkomodieren (jemandem Unterkunft bieten; unterbringen; beherbergen; einquartieren)
    onderdak verschaffen; plaatsen; huisvesten; herbergen; onderbrengen; onderdak geven; iemand onderdak verlenen
    • onderdak verschaffen Verb (verschaf onderdak, verschaft onderdak, verschafte onderdak, verschaften onderdak, onderdak verschaft)
    • plaatsen Verb (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • huisvesten Verb (huisvest, huisvestte, huisvestten, gehuisvest)
    • herbergen Verb (herberg, herbergt, herbergde, herbergden, geherbergd)
    • onderbrengen Verb (breng onder, brengt onder, bracht onder, brachten onder, ondergebracht)
    • onderdak geven Verb (geef onderdak, geeft onderdak, gaf onderdak, gaven onderdak, onderdak gegeven)
  3. akkomodieren (anpassen)
    accommoderen
    • accommoderen Verb (accomodeer, accomodeert, accomodeerde, accomodeerden, geaccomodeerd)

Konjugationen für akkomodieren:

Präsens
  1. akkomodiere
  2. akkomodierst
  3. akkomodiert
  4. akkomodieren
  5. akkomodiert
  6. akkomodieren
Imperfekt
  1. akkomodierte
  2. akkomodiertest
  3. akkomodierte
  4. akkomodierten
  5. akkomodiertet
  6. akkomodierten
Perfekt
  1. habe akkomodiert
  2. hast akkomodiert
  3. hat akkomodiert
  4. haben akkomodiert
  5. habt akkomodiert
  6. haben akkomodiert
1. Konjunktiv [1]
  1. akkomodiere
  2. akkomodierest
  3. akkomodiere
  4. akkomodieren
  5. akkomodieret
  6. akkomodieren
2. Konjunktiv
  1. akkomodierte
  2. akkomodiertest
  3. akkomodierte
  4. akkomodierten
  5. akkomodiertet
  6. akkomodierten
Futur 1
  1. werde akkomodieren
  2. wirst akkomodieren
  3. wird akkomodieren
  4. werden akkomodieren
  5. werdet akkomodieren
  6. werden akkomodieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde akkomodieren
  2. würdest akkomodieren
  3. würde akkomodieren
  4. würden akkomodieren
  5. würdet akkomodieren
  6. würden akkomodieren
Diverses
  1. akkomodier!
  2. akkomodiert!
  3. akkomodieren Sie!
  4. akkomodiert
  5. akkomodierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Übersetzung Matrix für akkomodieren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
accommoderen akkomodieren; anpassen; beherbergen; einquartieren; hausen; leben; unterbringen; wohnen
herbergen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; unterbringen; wohnen
huisvesten akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; unterbringen; wohnen
huizen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; leben; unterbringen; wohnen
iemand huisvesten akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; leben; unterbringen; wohnen
iemand onderdak verlenen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; jemandem Unterkunft bieten; unterbringen
onderbrengen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; unterbringen; wohnen
onderdak geven akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; unterbringen; wohnen
onderdak verlenen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; leben; unterbringen; wohnen
onderdak verschaffen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; unterbringen; wohnen
plaatsen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; jemandem Unterkunft bieten; unterbringen ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; anlegen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; ausfindig machen; austreiben; bauen; beisetzen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einrichten; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; legen; lokalisieren; niederlegen; plazieren; postieren; räumlich anordnen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen