Deutsch

Detailübersetzungen für Branche (Deutsch) ins Niederländisch

Branche:

Branche [die ~] Nomen

  1. die Branche (Gewerbezweig; Betriebszweig; Geschäftszweig)
    de branche; de bedrijfstak; economische sector
  2. die Branche (Berufsgruppe)
    de branche; de beroepsgroep
  3. die Branche (Handwerk; Gewerbe; Wirtschaft; )
    het ambacht; de stiel; métier; het vak
  4. die Branche (Metier; Fach; Beruf)
    het metier
  5. die Branche
  6. die Branche
    de bedrijfstak
  7. die Branche
  8. die Branche

Übersetzung Matrix für Branche:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ambacht Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft Arbeit; Beschäftigung; Tätigkeit
bedrijfstak Betriebszweig; Branche; Geschäftszweig; Gewerbezweig Tätigkeitsbereich des Unternehmens
beroepsgroep Berufsgruppe; Branche
branche Berufsgruppe; Betriebszweig; Branche; Geschäftszweig; Gewerbezweig Bedingungsverzweigung; Verzweigung; Verzweigungselement
economische sector Betriebszweig; Branche; Geschäftszweig; Gewerbezweig Wirtschaftsbereich
metier Beruf; Branche; Fach; Metier
métier Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft
stiel Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft
vak Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft Arbeit; Beruf; Beschäftigung; Fach; Gefrierfach; Tätigkeit
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
verticaal senkrecht; vertikal
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Branche Branche
LOB Branche
Line-Of-Business Branche
bedrijfstak verticaal Branche
verticaal Branche

Synonyms for "Branche":


Wiktionary Übersetzungen für Branche:


Cross Translation:
FromToVia
Branche branch; bedrijfstak; vakgebied branch — area in business or of knowledge, research
Branche sector industry — businesses of the same type
Branche afdeling; geleding; sectie; tak branche — Traductions à trier suivant le sens

Computerübersetzung von Drittern:


Niederländisch

Detailübersetzungen für Branche (Niederländisch) ins Deutsch

branche:

branche [de ~] Nomen

  1. de branche (bedrijfstak; economische sector)
    die Branche; der Betriebszweig; der Gewerbezweig; der Geschäftszweig
  2. de branche (beroepsgroep)
    die Branche; die Berufsgruppe
  3. de branche (branche-element; voorwaardelijke branche)

Übersetzung Matrix für branche:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Berufsgruppe beroepsgroep; branche
Betriebszweig bedrijfstak; branche; economische sector
Branche bedrijfstak; beroepsgroep; branche; economische sector Branche; LOB; Line-Of-Business; ambacht; bedrijfstak; bedrijfstak verticaal; metier; métier; stiel; vak; verticaal
Geschäftszweig bedrijfstak; branche; economische sector
Gewerbezweig bedrijfstak; branche; economische sector industrietak
Verzweigung branche; branche-element; voorwaardelijke branche aftakking; driesprong; splitsing; vertakking; wegsplitsing; zijtak
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Bedingungsverzweigung branche; branche-element; voorwaardelijke branche
Verzweigungselement branche; branche-element; voorwaardelijke branche

Verwandte Wörter für "branche":

  • branches

Wiktionary Übersetzungen für branche:


Cross Translation:
FromToVia
branche Disziplin discipline — category in which a certain activity belongs
branche Disziplin discipline — specific branch or knowledge or learning
branche Bauernhof; Besitzung; Gut; Landgut; Bauerngut domaine — Propriété d’une assez vaste étendue et contenant des biens-fonds de diverse nature. (Sens général)
branche Abteilung; Fach spécialitécaractère de ce qui est spécial.

Branche:

Branche

  1. Branche
    die Branche

Übersetzung Matrix für Branche:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Branche Branche LOB; Line-Of-Business; ambacht; bedrijfstak; bedrijfstak verticaal; beroepsgroep; branche; economische sector; metier; métier; stiel; vak; verticaal

Computerübersetzung von Drittern: