Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
-
Auskunft geben:
-
Wiktionary:
Auskunft geben → berichten, informeren, inlichten, verwittigen, voorlichten -
Synonyms for "Auskunft geben":
aufklären; belehren; benachrichtigen; briefen; einweihen; in Kenntnis setzen; informieren; ins Bild setzen; ins Vertrauen ziehen; instruieren; mitteilen; orientieren; unterrichten; unterweisen; verständigen
Aufschluss geben
-
Wiktionary:
Deutsch
Detailübersetzungen für Auskunft geben (Deutsch) ins Niederländisch
Auskunft geben: (*Wort und Satz getrennt)
- Auskunft: informatie; inlichting; uitsluitsel; uitleg; verklaring; toelichting; uiteenzetting; verduidelijking; opheldering; informeren; voorlichting; informatiebureau; inlichtingenbureau
- geben: geven; doneren; verstrekken; ingeven; binnen gieten; iemand iets toedienen; schenken; cadeau geven; cadeau doen; verschaffen; vergeven; weggeven; wegschenken; verdelen; gunnen; uitreiken; distribueren; ronddelen; gunst verlenen; voordoen; voorbinden
Auskunft geben:
Synonyms for "Auskunft geben":
Wiktionary Übersetzungen für Auskunft geben:
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • Auskunft geben | → berichten; informeren; inlichten; verwittigen; voorlichten | ↔ informer — instruire de quelque chose ; faire savoir quelque chose. |