Niederländisch

Detailed Synonyms for doodschieten in Niederländisch

doodschieten:

doodschieten Verb (schiet dood, schoot dood, schoten dood, doodgeschoten)

  1. doodschieten
    executeren; doodvonnis uitvoeren; vermoorden; doodschieten; om het leven brengen; ombrengen
  2. doodschieten
    doodschieten; afschieten; fusilleren; afknallen
    • doodschieten Verb (schiet dood, schoot dood, schoten dood, doodgeschoten)
    • afschieten Verb (schiet af, schoot af, schoten af, afgeschoten)
    • fusilleren Verb (fusilleer, fusilleert, fusilleerde, fusilleerden, gefusilleerd)
    • afknallen Verb (knal af, knalt af, knalde af, knalden af, afgeknald)

Konjugationen für doodschieten:

o.t.t.
  1. schiet dood
  2. schiet dood
  3. schiet dood
  4. schieten dood
  5. schieten dood
  6. schieten dood
o.v.t.
  1. schoot dood
  2. schoot dood
  3. schoot dood
  4. schoten dood
  5. schoten dood
  6. schoten dood
v.t.t.
  1. heb doodgeschoten
  2. hebt doodgeschoten
  3. heeft doodgeschoten
  4. hebben doodgeschoten
  5. hebben doodgeschoten
  6. hebben doodgeschoten
v.v.t.
  1. had doodgeschoten
  2. had doodgeschoten
  3. had doodgeschoten
  4. hadden doodgeschoten
  5. hadden doodgeschoten
  6. hadden doodgeschoten
o.t.t.t.
  1. zal doodschieten
  2. zult doodschieten
  3. zal doodschieten
  4. zullen doodschieten
  5. zullen doodschieten
  6. zullen doodschieten
o.v.t.t.
  1. zou doodschieten
  2. zou doodschieten
  3. zou doodschieten
  4. zouden doodschieten
  5. zouden doodschieten
  6. zouden doodschieten
en verder
  1. ben doodgeschoten
  2. bent doodgeschoten
  3. is doodgeschoten
  4. zijn doodgeschoten
  5. zijn doodgeschoten
  6. zijn doodgeschoten
diversen
  1. schiet dood!
  2. schiet dood!
  3. doodgeschoten
  4. doodschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

doodschieten [znw.] Nomen

  1. doodschieten
    neerleggen; doodschieten; neerschieten