Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. vervelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vervelen (Niederländisch) ins Französisch

vervelen:

vervelen Verb (verveel, verveelt, verveelde, verveelden, verveeld)

  1. vervelen
    ennuyer; embêter
    • ennuyer Verb (ennuie, ennuies, ennuyons, ennuyez, )
    • embêter Verb (embête, embêtes, embêtons, embêtez, )
  2. vervelen (irriteren; op de zenuwen werken; ergeren)
    énerver; irriter; agacer; piquer; s'irriter
    • énerver Verb (énerve, énerves, énervons, énervez, )
    • irriter Verb (irrite, irrites, irritons, irritez, )
    • agacer Verb (agace, agaces, agaçons, agacez, )
    • piquer Verb (pique, piques, piquons, piquez, )
    • s'irriter Verb

Konjugationen für vervelen:

o.t.t.
  1. verveel
  2. verveelt
  3. verveelt
  4. vervelen
  5. vervelen
  6. vervelen
o.v.t.
  1. verveelde
  2. verveelde
  3. verveelde
  4. verveelden
  5. verveelden
  6. verveelden
v.t.t.
  1. heb verveeld
  2. hebt verveeld
  3. heeft verveeld
  4. hebben verveeld
  5. hebben verveeld
  6. hebben verveeld
v.v.t.
  1. had verveeld
  2. had verveeld
  3. had verveeld
  4. hadden verveeld
  5. hadden verveeld
  6. hadden verveeld
o.t.t.t.
  1. zal vervelen
  2. zult vervelen
  3. zal vervelen
  4. zullen vervelen
  5. zullen vervelen
  6. zullen vervelen
o.v.t.t.
  1. zou vervelen
  2. zou vervelen
  3. zou vervelen
  4. zouden vervelen
  5. zouden vervelen
  6. zouden vervelen
diversen
  1. verveel!
  2. verveelt!
  3. verveeld
  4. vervelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vervelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agacer ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; jennen; koeioneren; kwellen; lastigvallen; narren; oppoken; opstoken; pesten; plagen; poken; sarren; stangen; stoken; tarten; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; zieken
embêter vervelen brutaliseren; bruuskeren; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
ennuyer vervelen lastigvallen; teisteren; zemelen
irriter ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen iets vergallen; jennen; pesten; plagen; raspen; sarren; schaven; schuren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; verknoeien; verstoren; vertoornen; zieken
piquer ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; prikken; raspen; roven; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; steken; steken geven; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
s'irriter ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen zich ergeren
énerver ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; nerveus maken; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opruien; opstoken; poken; stoken

Antonyme für "vervelen":


Verwandte Definitionen für "vervelen":

  1. hem niet boeien1
    • dat boek verveelt mij1
  2. je naar voelen omdat je niets leuks te doen hebt1
    • mijn broer verveelt zich altijd in de vakantie1

Wiktionary Übersetzungen für vervelen:

vervelen
verb
  1. zich ~: niet weten wat te doen
    • vervelen → s'ennuyer
vervelen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. affaiblir par une trop grande dépense de force.
  3. désuet|fr rendre las.

Cross Translation:
FromToVia
vervelen gêner; ennuyer; embêter; agacer annoy — to disturb or irritate
vervelen barber; ennuyer bore — to inspire boredom
vervelen vexer; irriter chafe — to be vexed; to fret; to be irritated