Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. uitzwellen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitzwellen (Niederländisch) ins Französisch

uitzwellen:

uitzwellen Verb

  1. uitzwellen (uitdijen)
    étendre; gonfler; étaler; grossir; enfler; se dilater; s'amplifier; se gonfler; s'enfler; bouffir
    • étendre Verb (étends, étend, étendons, étendez, )
    • gonfler Verb (gonfle, gonfles, gonflons, gonflez, )
    • étaler Verb (étale, étales, étalons, étalez, )
    • grossir Verb (grossis, grossit, grossissons, grossissez, )
    • enfler Verb (enfle, enfles, enflons, enflez, )
    • se dilater Verb
    • se gonfler Verb
    • s'enfler Verb
    • bouffir Verb

Übersetzung Matrix für uitzwellen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bouffir uitdijen; uitzwellen
enfler uitdijen; uitzwellen aandikken; bollen; expanderen; laten exploderen; opblazen; opbollen; openen; opkloppen; opschroeven; opzwellen; overdreven voorstellen; overdrijven; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
gonfler uitdijen; uitzwellen dik worden; doen zwellen; expanderen; farceren; laten exploderen; opblazen; opdrijven; openen; opschroeven; opvullen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; veel doen stijgen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; vullen; zwellen
grossir uitdijen; uitzwellen aandikken; aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bollen; de hoogte ingaan; dik worden; dikker worden; expanderen; geconcentreerder worden; gedijen; groeien; groter worden; iets overdreven voorstellen; laten exploderen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; opblazen; opbollen; openen; opkloppen; opschroeven; opzetten; opzwellen; overdreven voorstellen; overdrijven; rijzen; stijgen; stollen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; verdikken; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
s'amplifier uitdijen; uitzwellen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; dik worden; expanderen; gedijen; groeien; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; openen; opzetten; opzwellen; rijzen; stijgen; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
s'enfler uitdijen; uitzwellen dik worden; dikker worden; etteren; expanderen; openen; opzwellen; pus afscheiden; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; verdikken; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
se dilater uitdijen; uitzwellen dik worden; expanderen; openen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; wijder maken; zwellen
se gonfler uitdijen; uitzwellen bollen; laten exploderen; opblazen; opbollen; opzwellen; zwellen
étaler uitdijen; uitzwellen afsteken; eruit springen; etaleren; exposeren; geuren; in het oog lopen; klaar leggen; ontvouwen; openspreiden; openvouwen; opvallen; pralen; pronken; rondstrooien; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitklappen; uitslaan; uitsmeren; uitspreiden; uitspringen; uitstallen; uitsteken; uitvouwen; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; vertonen; voor ogen brengen
étendre uitdijen; uitzwellen aangeven; aanreiken; breder maken; expanderen; geven; klaar leggen; naar buiten hangen; ontvouwen; openen; openspreiden; openvouwen; oprekken; opspannen; reiken; rekken; rondstrooien; spannen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uithangen; uitklappen; uitrekken; uitslaan; uitsmeren; uitspreiden; uitvouwen; uitzaaien; uitzenden; verbreden; verbreiden; verbreider; verdeler; verdiepen; vergroten; verlengen; vermeerderen; verruimen; verspreiden; verstrooien; verwijden