Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für toejuichen (Niederländisch) ins Französisch

toejuichen:

toejuichen Verb (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)

  1. toejuichen (bejubelen)
    acclamer; applaudir; ovationner
    • acclamer Verb (acclame, acclames, acclamons, acclamez, )
    • applaudir Verb (applaudis, applaudit, applaudissons, applaudissez, )
    • ovationner Verb (ovationne, ovationnes, ovationnons, ovationnez, )
  2. toejuichen (aanvuren; aanmoedigen; bezielen)
    promouvoir; applaudir; favoriser; exciter; ovationner; acclamer; enthousiasmer; inspirer; ranimer; stimuler; attiser; vivifier; donner du courage; animer quelqu'un
    • promouvoir Verb (promeus, promeut, promouvons, promouvez, )
    • applaudir Verb (applaudis, applaudit, applaudissons, applaudissez, )
    • favoriser Verb (favorise, favorises, favorisons, favorisez, )
    • exciter Verb (excite, excites, excitons, excitez, )
    • ovationner Verb (ovationne, ovationnes, ovationnons, ovationnez, )
    • acclamer Verb (acclame, acclames, acclamons, acclamez, )
    • enthousiasmer Verb (enthousiasme, enthousiasmes, enthousiasmons, enthousiasmez, )
    • inspirer Verb (inspire, inspires, inspirons, inspirez, )
    • ranimer Verb (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
    • stimuler Verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • attiser Verb (attise, attises, attisons, attisez, )
    • vivifier Verb (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, )

Konjugationen für toejuichen:

o.t.t.
  1. juich toe
  2. juicht toe
  3. juicht toe
  4. juichen toe
  5. juichen toe
  6. juichen toe
o.v.t.
  1. juichte toe
  2. juichte toe
  3. juichte toe
  4. juichten toe
  5. juichten toe
  6. juichten toe
v.t.t.
  1. heb toegejuicht
  2. hebt toegejuicht
  3. heeft toegejuicht
  4. hebben toegejuicht
  5. hebben toegejuicht
  6. hebben toegejuicht
v.v.t.
  1. had toegejuicht
  2. had toegejuicht
  3. had toegejuicht
  4. hadden toegejuicht
  5. hadden toegejuicht
  6. hadden toegejuicht
o.t.t.t.
  1. zal toejuichen
  2. zult toejuichen
  3. zal toejuichen
  4. zullen toejuichen
  5. zullen toejuichen
  6. zullen toejuichen
o.v.t.t.
  1. zou toejuichen
  2. zou toejuichen
  3. zou toejuichen
  4. zouden toejuichen
  5. zouden toejuichen
  6. zouden toejuichen
en verder
  1. ben toegejuicht
  2. bent toegejuicht
  3. is toegejuicht
  4. zijn toegejuicht
  5. zijn toegejuicht
  6. zijn toegejuicht
diversen
  1. juich toe!
  2. juicht toe!
  3. toegejuicht
  4. toejuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

toejuichen [znw.] Nomen

  1. toejuichen (aanvuren; aanmoedigen; stimuleren)
    l'exciter; l'inciter; la stimuler

Übersetzung Matrix für toejuichen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
exciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
inciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
stimuler aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acclamer aanmoedigen; aanvuren; bejubelen; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; applaudisseren; bemoedigen; klappen; stimuleren; toemoedigen
animer quelqu'un aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen iemand opstoken; opjutten; opzetten
applaudir aanmoedigen; aanvuren; bejubelen; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; applaudisseren; bemoedigen; klappen; stimuleren; toemoedigen
attiser aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; agiteren; animeren; bemoedigen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; omroeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; porren; prikkelen; provoceren; roeren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toemoedigen; wakker schudden
donner du courage aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen
enthousiasmer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen bezielen; een inspirerende werking hebben; inboezemen; ingeven; inspireren
exciter aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; iets aanstoken; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opvrijen; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; stoken; toemoedigen
favoriser aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen avanceren; begunstigen; bevoordelen; bevorderen; doneren; geven; helpen; promoten; promoveren; schenken; voorschuiven; voortrekken
inciter aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opdrijven; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
inspirer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen bezielen; een inspirerende werking hebben; inboezemen; ingeven; inspireren
ovationner aanmoedigen; aanvuren; bejubelen; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen
promouvoir aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen avanceren; bevorderd worden; bevorderen; helpen; hogerop komen; niveau verhogen; promoten; promoveren; zich opwerken
ranimer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bekomen; bemoedigen; doen opvlammen; iemand motiveren; opleven; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; opwekken; poken; prikkelen; reanimeren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toemoedigen; tot leven wekken; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; zich hervinden
stimuler aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opdrijven; opkrikken; oppeppen; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
vivifier aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inboezemen; ingeven; inspireren; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
promouvoir niveau verhogen

Wiktionary Übersetzungen für toejuichen:

toejuichen
verb
  1. met gejuich begroeten
toejuichen
Cross Translation:
FromToVia
toejuichen applaudir; acclamer acclaim — to applaud