Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. overbluffen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für overbluffen (Niederländisch) ins Französisch

overbluffen:

overbluffen Verb (overbluf, overbluft, overblufte, overbluften, overbluft)

  1. overbluffen (overdonderen)
    épater; envahir; accabler; terrasser; bluffer; surcharger
    • épater Verb (épate, épates, épatons, épatez, )
    • envahir Verb (envahis, envahit, envahissons, envahissez, )
    • accabler Verb (accable, accables, accablons, accablez, )
    • terrasser Verb (terrasse, terrasses, terrassons, terrassez, )
    • bluffer Verb (bluffe, bluffes, bluffons, bluffez, )
    • surcharger Verb (surcharge, surcharges, surchargeons, surchargez, )

Konjugationen für overbluffen:

o.t.t.
  1. overbluf
  2. overbluft
  3. overbluft
  4. overbluffen
  5. overbluffen
  6. overbluffen
o.v.t.
  1. overblufte
  2. overblufte
  3. overblufte
  4. overbluften
  5. overbluften
  6. overbluften
v.t.t.
  1. heb overbluft
  2. hebt overbluft
  3. heeft overbluft
  4. hebben overbluft
  5. hebben overbluft
  6. hebben overbluft
v.v.t.
  1. had overbluft
  2. had overbluft
  3. had overbluft
  4. hadden overbluft
  5. hadden overbluft
  6. hadden overbluft
o.t.t.t.
  1. zal overbluffen
  2. zult overbluffen
  3. zal overbluffen
  4. zullen overbluffen
  5. zullen overbluffen
  6. zullen overbluffen
o.v.t.t.
  1. zou overbluffen
  2. zou overbluffen
  3. zou overbluffen
  4. zouden overbluffen
  5. zouden overbluffen
  6. zouden overbluffen
en verder
  1. ben overbluft
  2. bent overbluft
  3. is overbluft
  4. zijn overbluft
  5. zijn overbluft
  6. zijn overbluft
diversen
  1. overbluf!
  2. overbluft!
  3. overbluft
  4. overbluffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für overbluffen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
accabler overbluffen; overdonderen belasten; opdragen
bluffer overbluffen; overdonderen bluffen; brallen
envahir overbluffen; overdonderen aankomen; bezoeken; binnen gaan; binnendringen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; doordringen; haven binnenvaren; indringen; inlopen; invallen; langskomen; naar binnen vallen; onder gezag brengen; onderwerpen; onverwachts langskomen; op bezoek komen; opzoeken; overmannen; overmeesteren; overweldigen; penetreren; voorbijkomen; zich meester maken van
surcharger overbluffen; overdonderen bedelven; begraven; forceren; overbelasten; overladen; overstelpen
terrasser overbluffen; overdonderen overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van
épater overbluffen; overdonderen