Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontknopen (Niederländisch) ins Französisch

ontknopen:

ontknopen Verb (ontknoop, ontknoopt, ontknoopte, ontknoopten, ontknoopt)

  1. ontknopen (losknopen)
    dénouer; défaire; défaire les boutons; ouvrir; déboutonner
    • dénouer Verb (dénoue, dénoues, dénouons, dénouez, )
    • défaire Verb (défais, défait, défaisons, défaites, )
    • ouvrir Verb (ouvre, ouvres, ouvrons, ouvrez, )
    • déboutonner Verb (déboutonne, déboutonnes, déboutonnons, déboutonnez, )
  2. ontknopen (oplossen; ontrafelen; ontraadselen; ontwarren)
    résoudre; découvrir; dénouer; démêler; déchiffrer; décrypter
    • résoudre Verb (résous, résout, résolvons, résolvez, )
    • découvrir Verb (découvre, découvres, découvrons, découvrez, )
    • dénouer Verb (dénoue, dénoues, dénouons, dénouez, )
    • démêler Verb (démêle, démêles, démêlons, démêlez, )
    • déchiffrer Verb (déchiffre, déchiffres, déchiffrons, déchiffrez, )
    • décrypter Verb (décrypte, décryptes, décryptons, décryptez, )

Konjugationen für ontknopen:

o.t.t.
  1. ontknoop
  2. ontknoopt
  3. ontknoopt
  4. ontknopen
  5. ontknopen
  6. ontknopen
o.v.t.
  1. ontknoopte
  2. ontknoopte
  3. ontknoopte
  4. ontknoopten
  5. ontknoopten
  6. ontknoopten
v.t.t.
  1. heb ontknoopt
  2. hebt ontknoopt
  3. heeft ontknoopt
  4. hebben ontknoopt
  5. hebben ontknoopt
  6. hebben ontknoopt
v.v.t.
  1. had ontknoopt
  2. had ontknoopt
  3. had ontknoopt
  4. hadden ontknoopt
  5. hadden ontknoopt
  6. hadden ontknoopt
o.t.t.t.
  1. zal ontknopen
  2. zult ontknopen
  3. zal ontknopen
  4. zullen ontknopen
  5. zullen ontknopen
  6. zullen ontknopen
o.v.t.t.
  1. zou ontknopen
  2. zou ontknopen
  3. zou ontknopen
  4. zouden ontknopen
  5. zouden ontknopen
  6. zouden ontknopen
en verder
  1. is ontknoopt
diversen
  1. ontknoop!
  2. ontknoopt!
  3. ontknoopt
  4. ontknopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontknopen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
déboutonner losknopen; ontknopen detacheren; loshaken; nullificeren; ondervangen; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; openstellen; opheffen; teniet doen; tewerkstellen; toegankelijk maken; uitzenden; verijdelen; vernietigen; vrijgeven
déchiffrer ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontraadselen; ontrafelen; ontsleutelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
découvrir ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen achter komen; achterhalen; bloot leggen; blootleggen; lokaliseren; ontdekken; onthullen; ontmaskeren; ontmoeten; ontsluiten; ontwaren; openbreken; opendoen; openen; openleggen; openmaken; opsnuffelen; opsporen; plaats toekennen; plaatsen; reveleren; te weten komen; tegenkomen; traceren; treffen; uitvissen; vinden
décrypter ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
défaire losknopen; ontknopen afbreken; afhaken; afkoppelen; afvallen; afzeggen; afzien van; breken; desintegreren; detacheren; eruitstappen; gaan; heengaan; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; neerhalen; omverhalen; opbreken; openschroeven; opgeven; ophouden; opstappen; scheiden; slopen; stoppen; tornen; uit elkaar halen; uit elkaar vallen; uiteenvallen; uithalen; uittrekken; vertrekken; weggaan
défaire les boutons losknopen; ontknopen
démêler ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
dénouer losknopen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen detacheren; loshaken; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; nullificeren; ondervangen; ontraadselen; ontrafelen; ontsluiten; ontwarren; opendoen; openen; openmaken; openstellen; opheffen; scheiden; teniet doen; toegankelijk maken; tornen; uit de war halen; uit elkaar halen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; verijdelen; vernietigen; vrijgeven
ouvrir losknopen; ontknopen aanbreken; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; beginnen; detacheren; doorprikken; een begin nemen; een weg vrijmaken; entameren; gesprek aanknopen; inleiden; losgaan; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontgrendelen; ontplooien; ontsluiten; openbreken; opendoen; opendraaien; opendrukken; openen; opengaan; openleggen; openmaken; openprikken; openslaan; opensteken; openstellen; opentrekken; opwerpen; scheiden; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; toegankelijk maken; uiteenvouwen; van start gaan; vrijgeven; zich een weg banen
résoudre ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen achterhalen; omzetten; ontbinden; ontcijferen; ontwarren; opheffen; oplossen; preciseren; te weten komen; tot een oplossing brengen; uiteen doen gaan; uitwerken