Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. lastigvallen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für lastigvallen (Niederländisch) ins Französisch

lastigvallen:

lastigvallen Verb (val lastig, valt lastig, viel lastig, vielen lastig, lastig gevallen)

  1. lastigvallen (teisteren)
    harceler; ennuyer; déranger; importuner; agacer; gêner
    • harceler Verb (harcelle, harcelles, harcelons, harcelez, )
    • ennuyer Verb (ennuie, ennuies, ennuyons, ennuyez, )
    • déranger Verb (dérange, déranges, dérangeons, dérangez, )
    • importuner Verb (importune, importunes, importunons, importunez, )
    • agacer Verb (agace, agaces, agaçons, agacez, )
    • gêner Verb (gêne, gênes, gênons, gênez, )

Konjugationen für lastigvallen:

o.t.t.
  1. val lastig
  2. valt lastig
  3. valt lastig
  4. vallen lastig
  5. vallen lastig
  6. vallen lastig
o.v.t.
  1. viel lastig
  2. viel lastig
  3. viel lastig
  4. vielen lastig
  5. vielen lastig
  6. vielen lastig
v.t.t.
  1. heb lastig gevallen
  2. hebt lastig gevallen
  3. heeft lastig gevallen
  4. hebben lastig gevallen
  5. hebben lastig gevallen
  6. hebben lastig gevallen
v.v.t.
  1. had lastig gevallen
  2. had lastig gevallen
  3. had lastig gevallen
  4. hadden lastig gevallen
  5. hadden lastig gevallen
  6. hadden lastig gevallen
o.t.t.t.
  1. zal lastigvallen
  2. zult lastigvallen
  3. zal lastigvallen
  4. zullen lastigvallen
  5. zullen lastigvallen
  6. zullen lastigvallen
o.v.t.t.
  1. zou lastigvallen
  2. zou lastigvallen
  3. zou lastigvallen
  4. zouden lastigvallen
  5. zouden lastigvallen
  6. zouden lastigvallen
en verder
  1. ben lastig gevallen
  2. bent lastig gevallen
  3. is lastig gevallen
  4. zijn lastig gevallen
  5. zijn lastig gevallen
  6. zijn lastig gevallen
diversen
  1. val lastig!
  2. valt lastig!
  3. lastig gevallen
  4. lastig vallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für lastigvallen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agacer lastigvallen; teisteren aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; ergeren; irriteren; jennen; koeioneren; kwellen; narren; op de zenuwen werken; oppoken; opstoken; pesten; plagen; poken; sarren; stangen; stoken; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; vervelen; zieken
déranger lastigvallen; teisteren belemmeren; beletten; hinderen; obstructie plegen; onmogelijk maken; ontrieven; storen; verhinderen; verstoren; vertoornen
ennuyer lastigvallen; teisteren vervelen; zemelen
gêner lastigvallen; teisteren belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; dwarszitten; generen; hinderen; obstructie plegen; onmogelijk maken; op zijn hart hebben; schamen; storen; tegenwerken; verhinderen; verstoren; vertoornen
harceler lastigvallen; teisteren jennen; omwoelen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken
importuner lastigvallen; teisteren belasten; koeioneren; kwellen; narren; ontrieven; opdragen; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren

Wiktionary Übersetzungen für lastigvallen:

lastigvallen
verb
  1. op hinderlijke wijze iemands aandacht opeisen