Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. enteren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für enteren (Niederländisch) ins Französisch

enteren:

enteren Verb (enter, entert, enterde, enterden, geënterd)

  1. enteren
    aborder; prendre d'assaut; prendre à l'abordage
    • aborder Verb (aborde, abordes, abordons, abordez, )

Konjugationen für enteren:

o.t.t.
  1. enter
  2. entert
  3. entert
  4. enteren
  5. enteren
  6. enteren
o.v.t.
  1. enterde
  2. enterde
  3. enterde
  4. enterden
  5. enterden
  6. enterden
v.t.t.
  1. heb geënterd
  2. hebt geënterd
  3. heeft geënterd
  4. hebben geënterd
  5. hebben geënterd
  6. hebben geënterd
v.v.t.
  1. had geënterd
  2. had geënterd
  3. had geënterd
  4. hadden geënterd
  5. hadden geënterd
  6. hadden geënterd
o.t.t.t.
  1. zal enteren
  2. zult enteren
  3. zal enteren
  4. zullen enteren
  5. zullen enteren
  6. zullen enteren
o.v.t.t.
  1. zou enteren
  2. zou enteren
  3. zou enteren
  4. zouden enteren
  5. zouden enteren
  6. zouden enteren
en verder
  1. ben geënterd
  2. bent geënterd
  3. is geënterd
  4. zijn geënterd
  5. zijn geënterd
  6. zijn geënterd
diversen
  1. enter!
  2. entert!
  3. geënterd
  4. enterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für enteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aborder enteren aankaarten; aanknopen; aanleggen; aanmeren; aanroepen; aansnijden; aanvoeren; aflopen; afmeren; een voorstel doen; entameren; gesprek aanknopen; meren; naar voren brengen; naderen; op tafel leggen; openen; opmerken; opperen; opwerpen; praaien; raken; starten; te berde brengen; tegemoetkomen; ter sprake brengen; terechtkomen; toenaderen; toeroepen; treffen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vergaan; verlopen; verstrijken; vertellen; vervallen; verwoorden; voorbijgaan; zeggen
prendre d'assaut enteren aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; overvallen
prendre à l'abordage enteren

Wiktionary Übersetzungen für enteren:

enteren
verb
  1. intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre.
  2. Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général).

Cross Translation:
FromToVia
enteren aborder board — nautical: to capture an enemy ship