Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. doorleven:


Niederländisch

Detailübersetzungen für doorleven (Niederländisch) ins Französisch

doorleven:

doorleven Verb

  1. doorleven (doorstaan; verdragen; verteren; verduren)
    soutenir; endurer; souffrir; supporter; tenir le coup; tolérer; dépenser; se consommer; subir; traverser; débourser
    • soutenir Verb (soutiens, soutient, soutenons, soutenez, )
    • endurer Verb (endure, endures, endurons, endurez, )
    • souffrir Verb (souffre, souffres, souffrons, souffrez, )
    • supporter Verb (supporte, supportes, supportons, supportez, )
    • tolérer Verb (tolère, tolères, tolérons, tolérez, )
    • dépenser Verb (dépense, dépenses, dépensons, dépensez, )
    • subir Verb (subis, subit, subissons, subissez, )
    • traverser Verb (traverse, traverses, traversons, traversez, )
    • débourser Verb (débourse, débourses, déboursons, déboursez, )

Übersetzung Matrix für doorleven:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
soutenir aanhangen
supporter aanhanger; fan; supporter; voorstander
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
débourser doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren
dépenser doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren besteden; doorjagen; erdoor jagen; opmaken; spenderen; uitgeven; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verteren
endurer doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren aanhouden; doorgaan; doormaken; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; harden; lijden; standhouden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
se consommer doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren opraken
souffrir doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren doormaken; dulden; gedogen; lijden; ontgelden; tolereren
soutenir doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren bemoedigen; beweren; bijvallen; coöpereren; dragen; hooghouden; in de hoogte houden; instemmen; meewerken; omhooghouden; ondersteunen; opbeuren; ophouden; pretenderen; rugsteunen; schoren; schragen; stellen; steunen; stutten; troosten; van mening zijn; verklaren; vertroosten; voorgeven; voorstaan
subir doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren beleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; ervaren; gewaarworden; harden; lijden; ondervinden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; voelen; volhouden
supporter doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren aanhouden; doorgaan; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; gedogen; harden; lijden; standhouden; tolereren; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
tenir le coup doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren aanhouden; doorgaan; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; harden; standhouden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; zich staande houden
tolérer doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren autoriseren; dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; horen; inwilligen; laten; permitteren; te horen krijgen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; velen; verdragen; vergunnen; vernemen
traverser doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren doorheen reizen; doorkomen; doormaken; doorreizen; doorvaren; doorvliegen; dwars oversteken; opkruisen; oplaveren; overgaan; oversteken; reizen; reizen door; rondreizen; trekken; zwerven