Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. bezeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bezeren (Niederländisch) ins Spanisch

bezeren:

bezeren Verb (bezeer, bezeert, bezeerde, bezeerden, bezeerd)

  1. bezeren (verwonden; kwetsen; blesseren; schaden)

Konjugationen für bezeren:

o.t.t.
  1. bezeer
  2. bezeert
  3. bezeert
  4. bezeren
  5. bezren
  6. bezeren
o.v.t.
  1. bezeerde
  2. bezeerde
  3. bezeerde
  4. bezeerden
  5. bezeerden
  6. bezeerden
v.t.t.
  1. heb bezeerd
  2. hebt bezeerd
  3. heeft bezeerd
  4. hebben bezeerd
  5. hebben bezeerd
  6. hebben bezeerd
v.v.t.
  1. had bezeerd
  2. had bezeerd
  3. had bezeerd
  4. hadden bezeerd
  5. hadden bezeerd
  6. hadden bezeerd
o.t.t.t.
  1. zal bezeren
  2. zult bezeren
  3. zal bezeren
  4. zullen bezeren
  5. zullen bezeren
  6. zullen bezeren
o.v.t.t.
  1. zou bezeren
  2. zou bezeren
  3. zou bezeren
  4. zouden bezeren
  5. zouden bezeren
  6. zouden bezeren
diversen
  1. bezeer!
  2. bezeert!
  3. bezeerd
  4. bezerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bezeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dañar beschadigen; kwetsen
herir beschadigen; kwetsen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
afectar bezeren; blesseren; kwetsen; schaden; verwonden aangaan; afbreuk doen aan; belasteren; benadelen; betreffen; beïnvloeden; deren; duperen; inwerken; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel toebrengen; raken; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; slaan op; smaden; treffen
causar perjuicio bezeren; blesseren; kwetsen; schaden; verwonden aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezoedelen; deren; duperen; eer door het slijk halen; grieven; in elkaar slaan; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
dañar bezeren; blesseren; kwetsen; schaden; verwonden aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezoedelen; deren; eer door het slijk halen; grieven; in elkaar slaan; kapotmaken; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; moeren; mollen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; pijn doen; schaden; smaden; toetakelen; zeer doen
hacer daño a bezeren; blesseren; kwetsen; schaden; verwonden benadelen; beschadigen; deren; duperen; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden
herir bezeren; blesseren; kwetsen; schaden; verwonden afschieten; afvuren; belasteren; deren; grieven; knauwen; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; pijn bezorgen; pijn doen; schieten; schoten lossen; smaden; vuren; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
lastimar bezeren; blesseren; kwetsen; schaden; verwonden aantasten; aanvreten; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezoedelen; deren; duperen; eer door het slijk halen; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verwonden; zeer doen
lesionar bezeren; blesseren; kwetsen; schaden; verwonden aantasten; aanvreten; bederven; belasteren; beschadigen; deren; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; smaden
perjudicar bezeren; blesseren; kwetsen; schaden; verwonden aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezoedelen; deren; duperen; eer door het slijk halen; grieven; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; zeer doen

Wiktionary Übersetzungen für bezeren:

bezeren
verb
  1. zich pijn doen

Verwandte Übersetzungen für bezeren