Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. opteren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opteren (Niederländisch) ins Englisch

opteren:

opteren Verb (opteer, opteert, opteerde, opteerden, geopteerd)

  1. opteren
    to opt; to choose
    • opt Verb (opts, opted, opting)
    • choose Verb (chooses, chose, choosing)

Konjugationen für opteren:

o.t.t.
  1. opteer
  2. opteert
  3. opteert
  4. opteren
  5. opteren
  6. opteren
o.v.t.
  1. opteerde
  2. opteerde
  3. opteerde
  4. opteerden
  5. opteerden
  6. opteerden
v.t.t.
  1. heb geopteerd
  2. hebt geopteerd
  3. heeft geopteerd
  4. hebben geopteerd
  5. hebben geopteerd
  6. hebben geopteerd
v.v.t.
  1. had geopteerd
  2. had geopteerd
  3. had geopteerd
  4. hadden geopteerd
  5. hadden geopteerd
  6. hadden geopteerd
o.t.t.t.
  1. zal opteren
  2. zult opteren
  3. zal opteren
  4. zullen opteren
  5. zullen opteren
  6. zullen opteren
o.v.t.t.
  1. zou opteren
  2. zou opteren
  3. zou opteren
  4. zouden opteren
  5. zouden opteren
  6. zouden opteren
diversen
  1. opteer!
  2. opteert!
  3. geopteerd
  4. opterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
choose opteren kiezen; prefereren; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitverkiezen; uitzoeken; verkiezen; ziften
opt opteren

Wiktionary Übersetzungen für opteren:

opteren
verb
  1. verteren, geheel opmaken