Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. inrit:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für inrit (Niederländisch) ins Englisch

inrit:

inrit [de ~ (m)] Nomen

  1. de inrit (oprijlaan; oprit)
    the entranceway; the drive; the access route

Übersetzung Matrix für inrit:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
access route inrit; oprijlaan; oprit toegangsweg
drive inrit; oprijlaan; oprit aandrift; aandrijving; autorijden; daadkracht; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; energie; esprit; excursie; fut; gang; heenrit; impuls; instinct; klopjacht; kracht; momentum; motor; prikkel; puf; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing; werklust
entranceway inrit; oprijlaan; oprit toegangsweg
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
drive aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; rijden; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden

Verwandte Wörter für "inrit":

  • inritten

Wiktionary Übersetzungen für inrit:

inrit
noun
  1. een weg die van de straat naar een gebouw e.d. voert