Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. gevat:
  2. vatten:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for gevat:
    • witty


Niederländisch

Detailübersetzungen für gevat (Niederländisch) ins Englisch

gevat:

gevat Adjektiv

  1. gevat (adrem; bijdehand; snedig; raak)
    perky; astute; clever; resourceful; wily; sharp; smart
    bright
    – characterized by quickness and ease in learning 1
    • bright Adjektiv
      • some children are brighter in one subject than another1
  2. gevat (scherpzinnig; slim; schrander; uitgeslapen; snedig)
    sharpwitted; acute; sharp-minded; clever; keen; biting
  3. gevat (gewiekst; uitgeslapen; gehaaid; snedig)
    nimble; clever; sharp; smart; quick

Übersetzung Matrix für gevat:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
biting bijten
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acute gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen acuut
astute adrem; bijdehand; gevat; raak; snedig clever; kien; pienter; scherpzinnig; schrander; slim; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen
biting gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen bijtend; bijtende; doordringend; fel; gemeen; inbijtend; invretend; inwerkend; scherp
clever adrem; bijdehand; gehaaid; gevat; gewiekst; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen bedachtzaam; briljant; clever; correct; doordacht; geleerd; geniaal; gis; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; nadenkend; pienter; raadzaam; rap; scherpzinnig; schrander; slim; snel; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; verstandig; vindingrijk; vlot; vlug; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
keen gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen begerig; bijdehand; briljant; fervent; gretig; happig; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; messcherp; pienter; scherp; slim; spits; uitgekookt; vaardig; verlekkerd; vindingrijk; vurig
nimble gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen behendig; bekwaam; flitsend; handig; hip; kundig; lichtvoetig; modieus; rap; snel; snelvoetig; trendy; vaardig; vlot; vlug
perky adrem; bijdehand; gevat; raak; snedig
quick direct; gauw; gezwind
resourceful adrem; bijdehand; gevat; raak; snedig geniaal; inventief; scherpzinnig; spitsvondig; uitgekiend; vernuftig; vindingrijk
smart adrem; bijdehand; gehaaid; gevat; gewiekst; raak; snedig; uitgeslapen alert; bedachtzaam; bij de pinken; chic; clever; correct; doordacht; elegant; esthetisch; geleerd; gelikt; gis; goochem; intelligent; kien; kittig; knap; leuk om te zien; modieuze verfijning; nadenkend; oplettend; picobello; piekfijn; pienter; raadzaam; scherpzinnig; schrander; slim; smaakvol; snugger; spitsvondig; stijlvol; tiptop; uitgekiend; uitgeslapen; verfijnd; verstandig; wakker; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bright adrem; bijdehand; gevat; raak; snedig aanschouwelijk; bedachtzaam; blij; blijgeestig; blijmoedig; blinkend; bloeiend; clever; correct; dartel; doordacht; duidelijk; fideel; flagrant; fleurig; flitsend; geestig; glimmend; hip; intelligent; jolig; kien; kleurig; kleurrijk; knap; kwiek; leuk om te zien; levendig; lustig; modieus; monter; nadenkend; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; overduidelijk; pienter; raadzaam; schrander; slim; snel; snugger; spiritueus; trendy; uitgelaten; uitgeslapen; verstandig; vlot; vrolijk; wakker; weldenkend; welgemoed; wijs; wijselijk; zinnig; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zonnig
quick gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen abrupt; alert; bruusk; eensklaps; ineens; lichtvoetig; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; opeens; oplettend; plots; plotseling; plotsklaps; rap; schielijk; snel; snelvoetig; uitgeslapen; vlot; vlug; wakker
sharp adrem; bijdehand; gehaaid; gevat; gewiekst; raak; snedig; uitgeslapen achterbaks; bijdehand; bitter; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; giftig; gluiperig; intelligent; kien; kwaad; leep; listig; messcherp; nijdig; op afgebeten toon; pienter; puntig; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; schrander; schril; slim; slinks; sluw; snijdend; snood; snugger; spits; spitsig; spitsvormig; stiekem; toegespitst; uitgekookt; vlijmend; vlijmscherp; woedend; zeer boos
sharp-minded gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen
sharpwitted gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen
wily adrem; bijdehand; gevat; raak; snedig bij de pinken; clever; goochem; kien; pienter; scherpzinnig; schrander; slim; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen

Verwandte Wörter für "gevat":


Wiktionary Übersetzungen für gevat:

gevat
adjective
  1. quick-witted and alert

Cross Translation:
FromToVia
gevat fine; subtle; delicate; light; thin; keen; acute findélié, menu, mince ou étroit.
gevat mental; lively; witty mental — Qui se fait, qui s’exécuter dans l’esprit, dans l’entendement.
gevat spiritual; spirited; lively; witty spirituel — Qui est de la nature de l'esprit, ou qui le concerne.

gevat form of vatten:

vatten Verb (vat, vatte, vatten, gevat)

  1. vatten (gevangennemen; aanhouden; arresteren; )
    to capture; take in custody; to arrest; to take prisoner
  2. vatten (grijpen; pakken; vangen; verstrikken; klauwen)
    to catch; to grab; to seize; to capture; to trap; to grip
    • catch Verb (catches, catched, catching)
    • grab Verb (grabs, grabbed, grabbing)
    • seize Verb (seizes, seized, seizing)
    • capture Verb (captures, captured, capturing)
    • trap Verb (traps, trapped, trapping)
    • grip Verb (grips, gripped, gripping)
  3. vatten (vastpakken; grijpen; beetgrijpen; )
    to catch
    • catch Verb (catches, catched, catching)

Konjugationen für vatten:

o.t.t.
  1. vat
  2. vat
  3. vat
  4. vatten
  5. vatten
  6. vatten
o.v.t.
  1. vatte
  2. vatte
  3. vatte
  4. vatten
  5. vatten
  6. vatten
v.t.t.
  1. heb gevat
  2. hebt gevat
  3. heeft gevat
  4. hebben gevat
  5. hebben gevat
  6. hebben gevat
v.v.t.
  1. had gevat
  2. had gevat
  3. had gevat
  4. hadden gevat
  5. hadden gevat
  6. hadden gevat
o.t.t.t.
  1. zal vatten
  2. zult vatten
  3. zal vatten
  4. zullen vatten
  5. zullen vatten
  6. zullen vatten
o.v.t.t.
  1. zou vatten
  2. zou vatten
  3. zou vatten
  4. zouden vatten
  5. zouden vatten
  6. zouden vatten
en verder
  1. ben gevat
  2. bent gevat
  3. is gevat
  4. zijn gevat
  5. zijn gevat
  6. zijn gevat
diversen
  1. vat!
  2. vat!
  3. gevat
  4. vattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vatten [znw.] Nomen

  1. vatten (begrijpen; snappen)
    the understanding

Übersetzung Matrix für vatten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrest aanhouding; arrestatie; arresteren; gevangenname; gevangenneming; grijpen; in bewaring stellen; inbewaringstelling; inhechtenisneming; inverzekeringstelling; vrijheidsberoving
capture bemachtiging; gevangenname; inhechtenisneming; inneming; inverzekeringstelling; overweldiging; verovering; vrijheidsberoving
catch buit; deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; schoot; schuif; tong; vangst; verschuifbare sluiting
grab arresteren; grijpen; grijper; vangarm
grip beugel; draagbeugel; greep; handel; handgreep; handvat; hendel; hengsel
trap bakkes; hinderlaag; karretje; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; trap; tronie; val; valkuil; valstrik; wagentje
understanding begrijpen; snappen; vatten begrijpen; brein; brille; genie; hersens; idee; intellect; intelligentie; inzicht; vernuft; verstand; verstandhouding
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrest aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken
capture aanhouden; arresteren; gevangennemen; grijpen; in hechtenis nemen; inrekenen; klauwen; oppakken; pakken; vangen; vatten; verstrikken buitmaken; opnemen; opvangen; vangen; veroveren; wat neervalt opvangen
catch aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; klauwen; pakken; vangen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken aanklampen; azen; beetgrijpen; beetpakken; betrappen; buitmaken; graaien; grijpen; grissen; inpakken; inpalmen; jatten; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pikken; prooizoeken; snaaien; snappen; vangen; vastklampen; vastpakken; wat neervalt opvangen; wegkapen
grab grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; naar zich toe trekken; vastklampen; vastpakken
grip grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; graaien; grijpen; grissen; jatten; klemmen; knellen; omklemmen; pikken; snaaien; vastklampen; vastpakken; wegkapen
seize grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; bevangen; buitmaken; confisqueren; eigen maken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; iets bemachtigen; in beslag nemen; ingrijpen; inrekenen; jatten; klemmen; knellen; kopen; omklemmen; oppakken; pikken; snaaien; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; vangen; vastklampen; vastpakken; verbeurdverklaren; verkrijgen; veroveren; verwerven; wegkapen; zich bedienen
take in custody aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten
take prisoner aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten
trap grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken overlappen
- begrijpen; snappen; verstaan
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
understanding vol begrip

Verwandte Wörter für "vatten":


Synonyms for "vatten":


Verwandte Definitionen für "vatten":

  1. het kunnen volgen met je verstand2
    • ik kan jou niet vatten2
  2. vastpakken2
    • ik vatte hem in zijn kraag2

Wiktionary Übersetzungen für vatten:

vatten
verb
  1. vastgrijpen
  2. begrijpen
  3. opdoen
vatten
verb
  1. fit a handle
  2. to seize, capture or detain
  3. (slang) to arrest for a crime
  4. to take into legal custody
  5. to seize attention of
  6. to understand; to recognize

Cross Translation:
FromToVia
vatten grip; grasp erfassen — (transitiv) ergreifen, mitreißen
vatten capture; catch; grapple; captivate; grab; seize; trap; apprehend attraper — Prendre à une trappe, à un piège ou à quelque chose de semblable.
vatten capture; catch; grapple; captivate; grab; seize; trap; apprehend capturers’emparer d’un être vivant ou d’une chose.
vatten seize; grab; grasp; grapple; take hold; nab; snatch saisir — Prendre vivement.