Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. afzuigen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afzuigen (Niederländisch) ins Englisch

afzuigen:

afzuigen Verb ! (zuig af, zuigt af, zoog af, zogen af, afgezogen)

  1. afzuigen (fellatio doen; pijpen; zuigen)
    give a blow-job; to suck; to blow
    – provide sexual gratification through oral stimulation 1
  2. afzuigen (wegzuigen; opzuigen)
    to drain away; to absorb; to suck up; to suck
    • drain away Verb (drains away, drained away, draining away)
    • absorb Verb (absorbs, absorbed, absorbing)
    • suck up Verb (sucks up, sucked up, sucking up)
    • suck Verb (sucks, sucked, sucking)

Konjugationen für afzuigen:

o.t.t.
  1. zuig af
  2. zuigt af
  3. zuigt af
  4. zuigen af
  5. zuigen af
  6. zuigen af
o.v.t.
  1. zoog af
  2. zoog af
  3. zoog af
  4. zogen af
  5. zogen af
  6. zogen af
v.t.t.
  1. heb afgezogen
  2. hebt afgezogen
  3. heeft afgezogen
  4. hebben afgezogen
  5. hebben afgezogen
  6. hebben afgezogen
v.v.t.
  1. had afgezogen
  2. had afgezogen
  3. had afgezogen
  4. hadden afgezogen
  5. hadden afgezogen
  6. hadden afgezogen
o.t.t.t.
  1. zal afzuigen
  2. zult afzuigen
  3. zal afzuigen
  4. zullen afzuigen
  5. zullen afzuigen
  6. zullen afzuigen
o.v.t.t.
  1. zou afzuigen
  2. zou afzuigen
  3. zou afzuigen
  4. zouden afzuigen
  5. zouden afzuigen
  6. zouden afzuigen
diversen
  1. zuig af!
  2. zuigt af!
  3. afgezogen
  4. afzuigende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afzuigen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
blow bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
absorb afzuigen; opzuigen; wegzuigen absorberen; incorporeren; inlijven; inzuigen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; naar binnen zuigen; opnemen; opnemen in groter geheel; oppikken; opslorpen; opslurpen; opsteken
blow afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; blazen; doen opvlammen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen
drain away afzuigen; opzuigen; wegzuigen afvoeren; doen wegvloeien; wegebben
give a blow-job afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen
suck afzuigen; fellatio doen; opzuigen; pijpen; wegzuigen; zuigen lurken; sabbelen; slurpen; zuigen
suck up afzuigen; opzuigen; wegzuigen