Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. slap:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for slap:
    • flaccid
Englisch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. slap:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für slap (Niederländisch) ins Englisch

slap:

slap Adjektiv

  1. slap (futloos; lusteloos; lamlendig; mat)
    listless; drained; languid; washed out
  2. slap (waterachtig; waterig)
    watery; diluted; liquid
  3. slap (karakterloos; zonder karakter)
  4. slap (slapjes)
    slackly; abstemious; feeble; weak; frail; poor; faint; bad
  5. slap (futloos; lusteloos; energieloos; lamlendig; landerig)
    listless; washed-out; limp; lifeless; no energy
  6. slap (bleekjes; zwak; ziekelijk; )
    weak; feeble; frail; pale; sick; faint; wan
  7. slap (zwak)
    weak; fragile

Übersetzung Matrix für slap:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
faint bedwelming; flauwte; versuffing; zwijm
liquid nat; vloeistof; vocht
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
faint flauwvallen; in katzwijm vallen; wegraken; zwijmelen
limp hinken; kreupel lopen; mank lopen; mankgaan
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abstemious slap; slapjes krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
bland karakterloos; slap; zonder karakter bleek; charmant; flauw; flets; genegenheid opwekkend; innemend; laf; minzaam; poeslief; smakeloos; stijlloos; verschoten; zonder zout; zoutloos
characterless karakterloos; slap; zonder karakter
diluted slap; waterachtig; waterig aangelengd; verdund
drained futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
faint bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak afgedempt; bleek; flauw; flauwtjes; flets; gedempt; halfluid; laf; mistig; nevelachtig; niet helder; onduidelijk; onhelder; schemerig; schimmig; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; zonder zout; zoutloos; zwak; zwakjes
feeble bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; smakeloos; stijlloos; zwak; zwakjes
fragile slap; zwak breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak
frail bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; onsolide; teder; teer; tenger; zwak
insipid karakterloos; slap; zonder karakter
languid futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap langzaam; lijzig; log; loom; mat; niet uitbundig; sloom; traag
lifeless energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield; ongeanimeerd
limp energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap hangerig; lijzig; log; loom
liquid slap; waterachtig; waterig humide; liquide; nat; vloeibaar; vochtig
listless energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; mat; slap hangerig; langzaam; lijzig; log; loom; lusteloos; sloom; traag
pale bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak blank; bleek; bleek van gelaatskleur; flauw; flets; kleurloos; ongekleurd; pips; verschoten; wit; wit van huidskleur
poor slap; slapjes arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; behoeftig; berooid; deerniswekkend; dor; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; gebrekkig; haveloos; inferieur; karig; klungelig; kommerlijk; krukkig; mager; matig; middelmatig; min; minderwaardig; minvermogend; misdeeld; niet al te best; noodlijdend; onbeduidend; onbeholpen; onbemiddeld; ondermaats; ondeugdelijk; ongegoed; onhandig; onvermogend; pover; rampzalig; schamel; schraal; schutterig; sjofel; sjofeltjes; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tweederangs; verlopen; zwak; zwakjes
sick bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak beu; gruwelijk; misselijk; naar; onpasselijk; onwel; pathologisch; spuugmisselijk; spuugzat; ziekelijk
spineless karakterloos; slap; zonder karakter willoos
wan bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak
washed-out energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap
watery slap; waterachtig; waterig
weak bleekjes; karakterloos; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zonder karakter; zwak krachteloos; week; zwak
- zwak
AdverbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
slackly slap; slapjes
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bad slap; slapjes achterbaks; ernaast; fout; foutief; gemeen; geniepig; gluiperig; in het geniep; min; mis; onjuist; onwaar; slecht; snood; stiekem; ten onrechte; vals; verkeerd
no energy energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap
washed out futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap blank; bleek; flauw; flets; pips; verschoten; wit; wit van huidskleur
without character karakterloos; slap; zonder karakter sfeerloos; zonder sfeer

Verwandte Wörter für "slap":


Synonyms for "slap":


Antonyme für "slap":


Verwandte Definitionen für "slap":

  1. niet gespannen1
    • het touw hangt slap1
  2. wat weinig kan verdragen1
    • het ijs is nog erg slap1
  3. zonder doorzettingsvermogen1
    • het is slap dat hij die opleiding niet afmaakt1
  4. zonder veel kracht1
    • zijn arm hangt slap naar beneden1

Wiktionary Übersetzungen für slap:

slap
adjective
  1. phony, obviously of flimsy credibility
  2. limp, not hard, firm or rigid; flexible
  3. soft, floppy
  4. wine: having a lack of acidity
  5. yielding to the touch
  6. lacking in force or ability

Cross Translation:
FromToVia
slap flat; even; level; smooth platsans relief.

Verwandte Übersetzungen für slap



Englisch

Detailübersetzungen für slap (Englisch) ins Niederländisch

slap:

to slap Verb (slaps, slapped, slapping)

  1. to slap (smack; hammer; hit; bang)
    slaan; meppen; hengsten; timmeren; hard slaan
    • slaan Verb (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)
    • meppen Verb (mep, mept, mepte, mepten, gemept)
    • hengsten Verb (hengst, hengstte, hengstten, gehengst)
    • timmeren Verb (timmer, timmert, timmerde, timmerden, getimmerd)
    • hard slaan Verb

Konjugationen für slap:

present
  1. slap
  2. slap
  3. slaps
  4. slap
  5. slap
  6. slap
simple past
  1. slapped
  2. slapped
  3. slapped
  4. slapped
  5. slapped
  6. slapped
present perfect
  1. have slapped
  2. have slapped
  3. has slapped
  4. have slapped
  5. have slapped
  6. have slapped
past continuous
  1. was slapping
  2. were slapping
  3. was slapping
  4. were slapping
  5. were slapping
  6. were slapping
future
  1. shall slap
  2. will slap
  3. will slap
  4. shall slap
  5. will slap
  6. will slap
continuous present
  1. am slapping
  2. are slapping
  3. is slapping
  4. are slapping
  5. are slapping
  6. are slapping
subjunctive
  1. be slapped
  2. be slapped
  3. be slapped
  4. be slapped
  5. be slapped
  6. be slapped
diverse
  1. slap!
  2. let's slap!
  3. slapped
  4. slapping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

slap [the ~] Nomen

  1. the slap (blow; knock; smack)
    de klap; toegebrachte klap; de tik; de lel; de klop; de mep
  2. the slap (bang; blow)
    de klap; harde slag
  3. the slap (blow; smack)
    jens; de klap; de tik; toegebrachte klap; de knal; de lel; de dreun; de mep
  4. the slap
    de pets
    • pets [de ~ (m)] Nomen
  5. the slap (wallop; clout; smack; punch)
    – a blow from a flat object (as an open hand) 2
    de peut; de klap; de stoot; de opstopper
  6. the slap (blow; swipe; stroke; lash; smack)
    de handslag

Übersetzung Matrix für slap:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dreun blow; slap; smack bang; blast; boom; bump; crash; punch; smack; thud; thump
handslag blow; lash; slap; smack; stroke; swipe
harde slag bang; blow; slap
jens blow; slap; smack
klap bang; blow; clout; knock; punch; slap; smack; wallop babble; backbiting; bang; blah; blast; blow; boom; bump; bunkum; clanging; claptrap; clout; crash; defamation; gossip; jab; jaw; mudslinging; nudge; prattle; punch; scandal; scandal-mongering; slander; slipslop; smack; talk; talkee-talkee; talking; talks; thud; thump; tittle-tattle; tolling; vilification; wallop; whopper; wishwash
klop blow; knock; slap; smack
knal blow; slap; smack bang; blast; boom; bump; crack; crash; detonation; explosion; pop; smack; thud; thump
lel blow; knock; slap; smack blow; clout; jab; lobe; nudge; punch; seed leaf; wallop; whopper
mep blow; knock; slap; smack blow; box on the ear; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper
opstopper clout; punch; slap; smack; wallop
pets slap
peut clout; punch; slap; smack; wallop blow; clout; jab; nudge; punch; turps; wallop; white spirit; whopper
stoot clout; punch; slap; smack; wallop blow; buffer; bump; bumper; clout; jab; nudge; punch; push; shake; shove; thrust; wallop; whopper
tik blow; knock; slap; smack
toegebrachte klap blow; knock; slap; smack
- smack; smacking
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hard slaan bang; hammer; hit; slap; smack
hengsten bang; hammer; hit; slap; smack plod at; punch; push; thump
meppen bang; hammer; hit; slap; smack
slaan bang; hammer; hit; slap; smack bang; batter; beat; hammer; hit; smack; smash; strike; thump
timmeren bang; hammer; hit; slap; smack drive in nails; hammer; nail; nail down; spike
AdverbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- bang; bolt; slapdash; smack
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- spank

Verwandte Wörter für "slap":

  • slaps

Synonyms for "slap":


Verwandte Definitionen für "slap":

  1. directly2
    • ran slap into her2
  2. the act of smacking something; a blow delivered with an open hand2
  3. a blow from a flat object (as an open hand)2
  4. hit with something flat, like a paddle or the open hand2
    • The impatient teacher slapped the student2
    • a gunshot slapped him on the forehead2

Wiktionary Übersetzungen für slap:

slap
noun
  1. A blow.
verb
  1. to give a slap
  2. To place, to put carelessly
slap
noun
  1. bestraffing

Cross Translation:
FromToVia
slap applaudisseren klatschen — bezeichnet Klangeindrücke, die beim Zusammenschlagen oder Aufprallen entstehen, und bedeutet speziell „mit den Händen klatschen, applaudieren“

Verwandte Übersetzungen für slap