Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für klemmend (Niederländisch) ins Deutsch

klemmend:


Übersetzung Matrix für klemmend:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
überzeugend afdoend; klemmend; overtuigend aannemelijk; acceptabel; fascinerend; geloofwaardig; plausibel; waarschijnlijk
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ausdrücklich klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk
dringend afdoend; dringend; klemmend; met spoed; overtuigend; spoedeisend; urgent broodnodig; hoognodig
dringend nötig afdoend; dringend; klemmend; met spoed; overtuigend; spoedeisend; urgent broodnodig; hoognodig
dringlich afdoend; dringend; klemmend; met spoed; overtuigend; spoedeisend; urgent broodnodig; hoognodig
drückend klemmend; klemzittend; knellend beklemmend; benauwd; broeierig; knellend; nijpend; smartelijk; zwoel
nachdrücklich afdoend; klemmend; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; overtuigend; uitdrukkelijk krachtig; nadrukkelijk; nadrukkelijke
notwendig afdoend; dringend; klemmend; met spoed; overtuigend; spoedeisend; urgent basis; benodigd; broodnodig; cruciaal; door de behoefte vereist; elementair; essentieel; gewenst; gewild; hoognodig; nodig; noodzakelijk; onafwendbaar; onherroepelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; onontkoombaar; onvermijdelijk; vereist; verlangd; wenselijk; wezenlijk
stringent afdoend; klemmend; overtuigend bindend; broodnodig; dwingend; hoognodig; streng; strikt; stringent
umklammernd klemmend; klemzittend; knellend

klemmend form of klemmen:

klemmen Verb (klem, klemt, klemde, klemden, geklemd)

  1. klemmen (omklemmen; knellen)
    klammern; umklammern; zwängen
    • klammern Verb (klammere, klammerst, klammert, klammerte, klammertet, geklammert)
    • umklammern Verb (umklammere, umklammerst, umklammert, umklammerte, umklammertet, umklammert)
    • zwängen Verb (zwänge, zwängst, zwängt, zwängte, zwängtet, gezwängt)

Konjugationen für klemmen:

o.t.t.
  1. klem
  2. klemt
  3. klemt
  4. klemmen
  5. klemmen
  6. klemmen
o.v.t.
  1. klemde
  2. klemde
  3. klemde
  4. klemden
  5. klemden
  6. klemden
v.t.t.
  1. heb geklemd
  2. hebt geklemd
  3. heeft geklemd
  4. hebben geklemd
  5. hebben geklemd
  6. hebben geklemd
v.v.t.
  1. had geklemd
  2. had geklemd
  3. had geklemd
  4. hadden geklemd
  5. hadden geklemd
  6. hadden geklemd
o.t.t.t.
  1. zal klemmen
  2. zult klemmen
  3. zal klemmen
  4. zullen klemmen
  5. zullen klemmen
  6. zullen klemmen
o.v.t.t.
  1. zou klemmen
  2. zou klemmen
  3. zou klemmen
  4. zouden klemmen
  5. zouden klemmen
  6. zouden klemmen
en verder
  1. is geklemd
diversen
  1. klem!
  2. klemt!
  3. geklemd
  4. klemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für klemmen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
klammern hechting; vasthechting
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
klammern klemmen; knellen; omklemmen aanhechten; bevestigen; hechten; klampen; klinken; vastklinken; vastnaaien
umklammern klemmen; knellen; omklemmen
zwängen klemmen; knellen; omklemmen dwingen; dwingen te doen

Verwandte Wörter für "klemmen":


Wiktionary Übersetzungen für klemmen:


Cross Translation:
FromToVia
klemmen drücken; quetschen; pressen squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once
klemmen kneifen; zwicken pincerserrer fortement avec une pince, avec des tenailles ou autres instruments semblables.