Übersicht
Französisch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. s'exclamer:


Französisch

Detailübersetzungen für s'exclamer (Französisch) ins Niederländisch

s'exclamer:

s'exclamer Verb

  1. s'exclamer (hurler; crier; criailler; pousser de cris aigus)
    uitschreeuwen; uitroepen; uitgillen; uitbrullen; uitkrijsen
    • uitschreeuwen Verb (schreeuw uit, schreeuwt uit, schreeuwde uit, schreeuwden uit, uitgeschreeuwd)
    • uitroepen Verb (roep uit, roept uit, riep uit, riepen uit, uitgeroepen)
    • uitgillen Verb (gil uit, gilt uit, gilde uit, gilden uit, uitgegild)
    • uitbrullen Verb (brul uit, brult uit, brulde uit, brulden uit, uitgebruld)
    • uitkrijsen Verb (krijs uit, krijst uit, krijste uit, krijsten uit, uitgekrijst)
  2. s'exclamer
    uitroepen
    • uitroepen Verb (roep uit, roept uit, riep uit, riepen uit, uitgeroepen)

Übersetzung Matrix für s'exclamer:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
uitbrullen criailler; crier; hurler; pousser de cris aigus; s'exclamer
uitgillen criailler; crier; hurler; pousser de cris aigus; s'exclamer crier; glapir; hurler; mugir
uitkrijsen criailler; crier; hurler; pousser de cris aigus; s'exclamer crier; glapir; hurler; mugir
uitroepen criailler; crier; hurler; pousser de cris aigus; s'exclamer bouillonner; brailler; bêler; crier; faire rage; fulminer; gronder; gueuler; hurler; japper; mugir; se déchaîner; tempêter; tonner; tousser fort; vociférer
uitschreeuwen criailler; crier; hurler; pousser de cris aigus; s'exclamer bouillonner; brailler; bêler; crier; faire rage; fulminer; gronder; gueuler; hurler; japper; mugir; se déchaîner; tempêter; tonner; tousser fort; vociférer