Übersicht
Englisch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. bulk:
  2. Wiktionary:
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. bulken:


Englisch

Detailübersetzungen für bulk (Englisch) ins Niederländisch

bulk:

bulk [the ~] Nomen

  1. the bulk (biggest part; gross; greater part; main body)
    grootste deel; het gros; het merendeel; de meerderheid
  2. the bulk (biggest part; greater part; main body; masses)
    het merendeel

bulk Adjektiv

  1. bulk (massive)
    massaal

Übersetzung Matrix für bulk:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
grootste deel biggest part; bulk; greater part; gross; main body
gros biggest part; bulk; greater part; gross; main body
meerderheid biggest part; bulk; greater part; gross; main body
merendeel biggest part; bulk; greater part; gross; main body; masses
- majority; mass; volume
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- bulge
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
massaal bulk; massive en masse; in large numbers
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
merendeel for the greater part

Verwandte Wörter für "bulk":

  • bulks

Synonyms for "bulk":


Antonyme für "bulk":


Verwandte Definitionen für "bulk":

  1. the property possessed by a large mass1
  2. the property of something that is great in magnitude1
    • it is cheaper to buy it in bulk1
  3. the property resulting from being or relating to the greater in number of two parts; the main part1
    • the bulk of the work is finished1
  4. cause to bulge or swell outwards1
  5. stick out or up1
    • The parcel bulked in the sack1

Wiktionary Übersetzungen für bulk:


Cross Translation:
FromToVia
bulk bestek; uitgebreidheid; grootte; omvang ampleurcaractère de ce qui est ample.
bulk coupe; figuur; postuur; statuur; gestalte; lichaamsbouw; grootte; maat; mate; afmeting; dimensie; bestek; uitgebreidheid; omvang taillecoupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.

Verwandte Übersetzungen für bulk



Niederländisch

Detailübersetzungen für bulk (Niederländisch) ins Englisch

bulk form of bulken:

bulken Verb (bulk, bulkt, bulkte, bulkten, gebulkt)

  1. bulken
    rolling in the dough; to roll in money; rich

Konjugationen für bulken:

o.t.t.
  1. bulk
  2. bulkt
  3. bulkt
  4. bulken
  5. bulken
  6. bulken
o.v.t.
  1. bulkte
  2. bulkte
  3. bulkte
  4. bulkten
  5. bulkten
  6. bulkten
v.t.t.
  1. heb gebulkt
  2. hebt gebulkt
  3. heeft gebulkt
  4. hebben gebulkt
  5. hebben gebulkt
  6. hebben gebulkt
v.v.t.
  1. had gebulkt
  2. had gebulkt
  3. had gebulkt
  4. hadden gebulkt
  5. hadden gebulkt
  6. hadden gebulkt
o.t.t.t.
  1. zal bulken
  2. zult bulken
  3. zal bulken
  4. zullen bulken
  5. zullen bulken
  6. zullen bulken
o.v.t.t.
  1. zou bulken
  2. zou bulken
  3. zou bulken
  4. zouden bulken
  5. zouden bulken
  6. zouden bulken
diversen
  1. bulk!
  2. bulkt!
  3. gebulkt
  4. bulkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bulken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rich bulken
roll in money bulken
rolling in the dough bulken
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rich florerend; machtig; moeilijk verteerbaar; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig; slecht verteerbaar; welgesteld; welvarend; zwaar