Home ->Wörterbücher ->Deutsch/Niederländisch ->übersetze rufen

übersetze rufen von Deutsche ins Niederländisch

Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. rufen:
  2. Wiktionary:

Deutsch

Detailübersetzungen für rufen (Deutsch) ins Niederländisch

rufen:

rufen Verb (rufe, rufst, ruft, rief, rieft, gerufen)

  1. rufen (kreischen; schreien; lautauf schreien)
    roepen
    • roepen Verb (roep, roept, riep, riepen, geroepen)
  2. rufen (zurufen)
    aanroepen; toeroepen
    • aanroepen Verb (roep aan, roept aan, riep aan, riepen aan, aangeroepen)
    • toeroepen Verb (roep toe, roept toe, riep toe, riepen toe, toegeroepen)
  3. rufen (kommen lassen; aufrufen; vorladen; )
    oproepen; ontbieden; laten komen; tevoorschijn roepen
  4. rufen (herbeirufen; zuziehen)
    erbij halen; erbij roepen
    • erbij halen Verb (haal erbij, haalt erbij, haalde erbij, haalden erbij, erbij gehaald)
    • erbij roepen Verb (roep erbij, roept erbij, riep erbij, riepen erbij, erbij geroepen)
  5. rufen (herausfordern; aufrufen; auffordern; )
    oproepen; sommeren; ontbieden
    • oproepen Verb (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
    • sommeren Verb (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
    • ontbieden Verb (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)

Konjugationen für rufen:

Präsens
  1. rufe
  2. rufst
  3. ruft
  4. rufen
  5. ruft
  6. rufen
Imperfekt
  1. rief
  2. riefst
  3. rief
  4. riefen
  5. rieft
  6. riefen
Perfekt
  1. habe gerufen
  2. hast gerufen
  3. hat gerufen
  4. haben gerufen
  5. habt gerufen
  6. haben gerufen
1. Konjunktiv [1]
  1. rufe
  2. rufest
  3. rufe
  4. rufen
  5. rufet
  6. rufen
2. Konjunktiv
  1. riefe
  2. riefest
  3. riefe
  4. riefen
  5. riefet
  6. riefen
Futur 1
  1. werde rufen
  2. wirst rufen
  3. wird rufen
  4. werden rufen
  5. werdet rufen
  6. werden rufen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde rufen
  2. würdest rufen
  3. würde rufen
  4. würden rufen
  5. würdet rufen
  6. würden rufen
Diverses
  1. ruf!
  2. ruft!
  3. rufen Sie!
  5. gerufen
  6. rufend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Übersetzung Matrix für rufen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aanroepen Ansprechen
roepen Schreien
toeroepen Zurufen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aanroepen rufen; zurufen anreden; anrufen; ansprechen; aufrufen; einrufen; herbeirufen
erbij halen herbeirufen; rufen; zuziehen
erbij roepen herbeirufen; rufen; zuziehen
laten komen aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; rufen; vorladen; zu sich rufen
ontbieden aufbieten; auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; kommen lassen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen; zu sich rufen
oproepen aufbieten; auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; kommen lassen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen; zu sich rufen
roepen kreischen; lautauf schreien; rufen; schreien
sommeren auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen anmahnen; auffordern; ermahnen; fordern; mahnen
tevoorschijn roepen aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; rufen; vorladen; zu sich rufen
toeroepen rufen; zurufen

Synonyms for "rufen":


Wiktionary Übersetzungen für rufen:

rufen
verb
  1. met verheffing van stem de aandacht van iemand trachten te verkrijgen
Cross Translation:
FromToVia
• rufen → roepen ↔ call — to request, summon, or beckon
• rufen → schreeuwen ↔ call — to cry or shout
• rufen → noemen; heten; opnoemen; roepen; opbellen; benoemen; appeleren; een beroep doen op ↔ appeler — désigner quelqu’un par son nom ; pourvoir quelqu’un d’un nom.

Verwandte Übersetzungen für rufen







Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0241 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden